Stolpersteine
volgende stenen
Inhoud van deze pagina:
Plaatsing Stolpersteine 26 maart 2025
Op 26 maart 2025 werden vijf Stolpersteine geplaatst bij Lorentzkade 8.
Deze pagina is voor de familie Breslauer. Voor Elviere Sanders-Platz is een aparte pagina gemaakt.
Rudolf Werner Breslauer, geboren 4 juli 1903 te Leipzig, gedeporteerd vanuit Westerbork naar Theresienstad, gedeporteerd naar Auschwitz, vermoord 1945 Midden-Europa.
Bella Breslauer-Weihsmann, geboren 25 maart 1907, gedeporteerd vanuit Westerbork naar Theresienstad 3 september 1944, gedeporteerd naar Auschwitz, vermoord 21 oktober 1944 te Auschwitz.
Stefan Breslauer, geboren 3 maart 1931, gedeporteerd vanuit Westerbork naar Theresienstadt 3 september 1944, gedeporteerd naar Auschwitz, vermoord 21 oktober 1944 te Auschwitz.
Max Michael Breslauer, geboren 15 maart 1936, gedeporteerd vanuit Westerbork naar Theresienstadt 3 september 1944, gedeporteerd naar Auschwitz, vermoord 21 oktober 1944 te Auschwitz.
De Stolpersteine voor Rudolf en Bella Breslauer en hun kinderen Stefan en Michael.
Ernaast ligt de steen voor Elviere Sanders-Platz, zij woonde op een later moment aan de Lorentzkade, niet tegelijkertijd.
Het gezin Breslauer, van links naar rechts Bella, Ursula (zij overleefde als enige de oorlog), Michael, Rudolf en Stefan Breslauer.
De plechtigheid bij Lorentzkade 8.
De voorbereidingen zijn gereed.
De steen voor Rudolf wordt geplaatst door Scarlett, achterkleinkind van een neef van Breslauer (Engeland).
De steen voor Bella wordt geplaatst door Susie en Siv, beiden kleindochters van twee zussen van Bella (Verenigde Staten en Zweden).
De steen voor Stefan wordt geplaatst door Irit Simian, kleindochter van Rudolf en Bella (Israël)
De steen voor Michael wordt geplaatst door Ofra Goldfarb, kleindochter van Rudolf en Bella (Israël)
De stenen worden bevestigd.
Bloemen en steentjes worden bij de nieuwe Stolpersteine gelegd.
Irit Simian, dochter van Ursula die als enige van het gezin de oorlog en kampen overleefde, houdt de toespraak voor haar grootouders en hun twee zonen.
Het gezelschap bij Lorentzkade 8
De familie Breslauer-Weissmann had speciaal een keppeltje (kippa) laten maken voor deze gelegenheid. Hij werd uitgedeeld aan wie daar belangstelling voor had.
Toespraak gehouden door Irit Simian, kleindochter
(De Nederlandse vertaling staat onder de toespraak.)
Ladies and Gentlemen,
We gather here today for a moment filled with deep meaning and sorrow, to remember the Breslauer family: Rudolf, Bella, Stefan, and Michael, who were murdered in the Holocaust. It is a great honor for me, for my sister Ofra and for our husbands Moshe and Alex to stand here, at the laying of Stolpersteine, which commemorate not only their names but also their stories.
I would like to mention my sister Rivka, named after my father’s mother, and my twin brother Michael, named after Micah. They could not be with us but they are in our hearts.
My grandfather, Rudolf Breslauer, left Leipzig, Germany, for the city of Leiden in the Netherlands, intending to prepare the way for his family’s arrival. But then came the horrific Kristallnacht, and my grandmother, Bella, quickly packed up the family and fled from Germany to the Netherlands earlier than planned. In Leiden, my grandfather Rudolf managed to find work and keep the family together, making every effort to provide them with a better life.
Yet even there, in what initially seemed like a safe haven, the Nazi terror reached them. My grandparents and their two sons, Stefan and Michael, were ensnared by the web of evil and torn from their lives and future. The memory of these beloved individuals, whose lives were so cruelly cut short simply because they were Jews, accompanies us today and in this moment.
But out of this tragedy, there is also a ray of light. My mother, the sole survivor of the family, managed to build a new life. She immigrated to Israel, confronted the loss and the pain, and established a flourishing family. Four children, twelve grandchildren, and twenty-six great-grandchildren now carry on the Breslauer legacy. She, with immense inner strength, chose life. Through the life she built, we are here today, standing, remembering, and honoring.
My sister Ofra and I, Irit, are here today on behalf of the family, to honor the memory of our loved ones and to thank all those who have played a part in commemorating them.
I would like to thank Ans and Barbara for the initiative and execution of the laying of the stones. Barbera and Ans, who somehow reached out to me and did a wonderful job of researching to get to all the details of the Breslauer family, past and present. Their contribution to this day is indescribable, and we are grateful for that.
Of course thanks to the group they represent here, there is no doubt that they are true righteous.
The Stolpersteine we lay here today are not only a marker of remembrance for the Breslauer family but also a call to each and every one of us to pause for a moment and remember the incomprehensible cost of hatred, discrimination, and indifference. These stones urge us to remember those who did not have the dignity of a grave or a headstone, restoring their identity, their story, and their human dignity.
The Breslauer family were ordinary people who lived lives of work, love, and aspirations for a better future, just like any of us. The laying of these stones reminds us of the power of memory – not only for the sake of the past but also for the sake of the future. Memory that carries with it hope, responsibility, and a commitment to creating a better world.
I stand here today not only as the granddaughter of Rudolf and Bella but also as a representative of all the generations that came after them. On behalf of our family, and on behalf of all those who were and are no longer, I pledge to carry their memory in my heart, to tell their story, and to ensure that they are never forgotten.
Thank you for joining us today to remember, to grieve, and to honor. Together, we will continue to pass their story on to future generations and build a world where the memory of the past lights our path forward.
Vertaling:
Dames en heren,
Wij zijn hier vandaag bijeen voor een moment vol diepe betekenis en verdriet, om de familie Breslauer te herdenken: Rudolf, Bella, Stefan en Michael, die werden vermoord in de Holocaust. Het is een grote eer voor mij, voor mijn zus Ofra en voor onze echtgenoten Moshe en Alex om hier te staan, bij het leggen van Stolpersteine, die niet alleen hun namen herdenken, maar ook hun verhalen.
Ik wil graag mijn zus Rivka noemen, vernoemd naar de moeder van mijn vader, en mijn tweelingbroer Michael, vernoemd naar Micah. Ze konden er niet bij zijn, maar ze zijn in onze harten.
Mijn grootvader, Rudolf Breslauer, verliet Leipzig, Duitsland, voor de stad Leiden in Nederland, met de bedoeling de weg te bereiden voor de komst van zijn familie. Maar toen kwam de verschrikkelijke Kristallnacht, en mijn grootmoeder, Bella, pakte snel haar familie in en vluchtte eerder dan gepland van Duitsland naar Nederland. In Leiden slaagde mijn grootvader Rudolf erin werk te vinden en het gezin bijeen te houden, en deed er alles aan om hen een beter leven te bieden.
Maar zelfs daar, in wat aanvankelijk een veilige haven leek, bereikte de naziterreur hen. Mijn grootouders en hun twee zonen, Stefan en Michael, werden gevangen in het web van het kwaad en uit hun leven en toekomst gerukt. De herinnering aan deze geliefde personen, wier levens zo wreed werden afgebroken, simpelweg omdat ze Joods waren, vergezelt ons vandaag en in dit moment.
Maar uit deze tragedie is ook een lichtpuntje. Mijn moeder, de enige overlevende van het gezin, slaagde erin een nieuw leven op te bouwen. Ze emigreerde naar Israël, verzette zich tegen de pijn en het verdriet, en stichtte een bloeiend gezin. Vier kinderen, twaalf kleinkinderen en zesentwintig achterkleinkinderen zetten nu de erfenis van Breslauer voort. Zij koos met immense innerlijke kracht voor het leven. Door het leven dat zij opbouwde, staan wij hier vandaag, herdenkend en eren wij.
Mijn zus Ofra en ik, Irit, zijn hier vandaag namens de familie om de herinnering aan onze dierbaren te eren en om iedereen te bedanken die een rol heeft gespeeld bij het herdenken van hen.
Ik wil Ans en Barbera bedanken voor het initiatief en de uitvoering van het leggen van de stenen. Barbera en Ans, die op de een of andere manier contact met mij hebben opgenomen en geweldig werk hebben verricht door onderzoek te doen om alle details van de familie Breslauer, vroeger en nu, te achterhalen. Hun bijdrage aan deze dag is onbeschrijfelijk en daar zijn we dankbaar voor.
Dankzij de groep die ze hier vertegenwoordigen, bestaat er geen twijfel over dat ze echt rechtvaardig zijn.
De Stolpersteine die we hier vandaag leggen, zijn niet alleen een herdenkingsteken voor de familie Breslauer, maar ook een oproep aan ieder van ons om even stil te staan en de onbegrijpelijke kosten van haat, discriminatie en onverschilligheid te herdenken. Deze stenen sporen ons aan om degenen te herdenken die niet de waardigheid van een graf of grafsteen hadden, en om hun identiteit, hun verhaal en hun menselijke waardigheid te herstellen.
De familie Breslauer waren gewone mensen die een leven van werk, liefde en aspiraties voor een betere toekomst leidden, net als ieder van ons. Het leggen van deze stenen herinnert ons aan de kracht van herinnering – niet alleen ter wille van het verleden, maar ook ter wille van de toekomst. Herinnering die hoop, verantwoordelijkheid en een toewijding aan het creëren van een betere wereld met zich meebrengt.
Ik sta hier vandaag niet alleen als kleindochter van Rudolf en Bella, maar ook als vertegenwoordiger van alle generaties die na hen kwamen. Namens onze familie en namens allen die er waren en er niet meer zijn, beloof ik hun herinnering in mijn hart te dragen, hun verhaal te vertellen en ervoor te zorgen dat ze nooit worden vergeten.
Bedankt dat u vandaag bij ons bent om te herdenken, te rouwen en te eren. Samen zullen we hun verhaal blijven doorgeven aan toekomstige generaties en een wereld bouwen waarin de herinnering aan het verleden ons pad voorwaarts verlicht.
Biografie, opgesteld door Barbera Bikker
Deze biografie beschrijft het leven van het gezin van Rudolf en Bella Breslauer-Weihsmann.
Rudolf Breslauer werd op 4 juli 1903 geboren in Leipzig, Duitsland. Zijn volledige namen zijn Werner Rudolf maar zijn roepnaam was Rudolf. Hij was de oudste zoon van Max Breslauer en Etelka Breslauer-Kölner. Na Rudolf werden nog drie kinderen geboren, Herbert, Senta en Gerda. Gerda overleed jong, zij was verstandelijk gehandicapt.
Rudolf volgde een opleiding aan de Academie voor Kunstfotografie en werkte als fotograaf en lithograaf. Samen met zijn broer runde hij een fotolaboratorium in het bedrijf van hun vader.
Bella Weihsmann werd geboren op 25 maart 1907 in Leipzig en was de jongste dochter uit het gezin van Bernard Weihsmann (Weissmann) en Regina Fischer. Bella had twee zussen. Haar broer overleed op 3-jarige leeftijd, al voordat Bella geboren werd.
Rudolf en Bella trouwden op 18 maart 1927 in Leipzig en kregen samen drie kinderen, Ursula (geboren 16-2-1928), Stefan (3-3-1931) en Max Michael (15-3-1936).
Er is een interview[1] uit 1994 van Yad Vashem met oudste dochter Ursula, waarin zij vertelt over het gezin waarin ze opgroeide. Haar verhaal geeft een beeld van het gezin Breslauer. Het is een belangrijke bron voor deze biografie. (brontaal: Hebreeuws).
‘Mijn vader komt uit een geassimileerd gezin. Ze hadden thuis een kerstboom, wat in Duitsland niet zo ongewoon was voor de joden, maar voor ons was het wel iets.’
Ursula’s moeder, Bella, kwam uit een traditioneel gezin dat naar de synagoge ging, de cederavond hield en de chanoeka kaarsen aanstak. Ze probeerde een beetje stiekem de joodse traditie te introduceren in het gezin van haar en Rudolf. Ursula vertelt over een herinnering dat ze misschien 4-5 jaar oud was, het was vrijdag in de winter, het werd donker en vader kwam laat terug van zijn werk. Haar moeder en grootmoeder gingen gezellig met de kinderen zitten, met een Thorarol en de kinderen kregen nootjes en rozijnen.
‘In de vakanties gingen we op Sjabbat vaak met de tram naar de synagoge om opa een plezier te doen. … daarna eten op sjabbat bij oma thuis, dat was altijd iets bijzonders’. Ursula ging niet naar een joodse school maar naar een gewone school in de buurt. ‘Ik ben erg blij op de school. Ik voelde geen enkel antisemitisme, ook al was het ’34’.
Ze vertelt dat haar grootvader, Max Breslauer, een drukkerij had die erg goed liep. Tijdens de Olympische Spelen van 1936 verzorgde deze joodse drukkerij, de ‘firma Max Breslauer’, al het drukwerk, ook voor de overheid werden foto’s in lithografie gedrukt.
Max Walter Weg was een neef van Rudolf en Bella. Jon Weg, zoon van hem, deelde herinneringen van zijn vader [1b]. Max’s moeder was een zus van Rudolf. Max Weg groeide op in Leipzig, slechts twee straten verwijderd van zijn oom Rudolf. Hij is nu (2025) 97 jaar maar heeft een zeer scherpe geest en heeft verbazingwekkend gedetailleerde herinneringen aan zijn leven. Hij heeft altijd met diepe bewondering over zijn oom Rudolf gesproken. Hij beschrijft Rudolf als een ondernemer, zeer zelfverzekerd, moedig, zeer praktisch en dat hij iemand was die altijd wist wat hij moest doen in welke situatie dan ook. Ook vertelt Max dat hij en zijn jonge broers en zussen en familieleden Rudolf als streng beschouwden, vooral tegenover zijn eigen kinderen, maar altijd rechtvaardig.
Rudolf ontwikkelde zijn foto’s in de badkamer van zijn ouderlijk huis, aldus Max. Hij waarschuwde de kinderen om voorzichtig te zijn en niet te spetteren. ‘Mijn vader grapt wel eens dat hij denkt dat hij ze in het appartement van zijn ouders ontwikkelde, omdat zijn vrouw Bella er niet zo blij mee was dat hij dit in hun eigen badkamer deed’, aldus Jon, de zoon van Max. Max herinnert zich in detail hoe Rudolf afdrukken verwerkte. En hij herinnert zich ook dat Rudolf de kinderen eens meenam voor een spannend ritje op de nieuwe autobahn. Hij haalde bijna de 100 km/u toen de radiator van de auto begon te stomen en hij aan de kant van de weg moest stoppen. Maar weer wist Rudolf altijd wat hij moest doen om het te repareren. Een andere fascinerende herinnering van Max betreft de levende reptielen die oom Rudolf in zijn flat had en die hij aan de kinderen liet zien, waaronder een slang en een kameleon.
Dochter Ursula vertelt dat haar ouders veel goede vrienden hadden, waarschijnlijk vooral joodse vrienden. Veel van deze vrienden verlieten Duitsland in de jaren ’30. Breslauer weigerde eerst om weg te gaan maar uiteindelijk in 1938 ging hij naar Nederland om te kijken of daar een baan mogelijk was. Dit lukte en Rudolf verhuisde in oktober naar Leiden, zijn gezin zou hem enkele weken later volgen. Bella was met de kinderen nog in Duitsland toen de Kristallnacht plaatsvond in de nacht van 9 op 10 november 1938. Bella besloot toen om de volgende avond naar Nederland te vertrekken met de kinderen. Ursula zag onderweg naar het station dat de synagoge nog smeulde en enkele joodse warenhuizen nog in brand stonden. De kinderen waren tien, zeven en ruim twee jaar oud op dat moment. Een ingrijpende gebeurtenis voor de kinderen, op weg naar het onbekende en met slechts een paar koffers.
Het gezin kon kort na aankomst in Leiden in het nieuwbouwhuis aan de Lorentzkade 8 intrekken. Breslauer had werk gevonden bij het fotolithografisch bedrijf Koningsveld NV in de Breestraat. Koningsveld had al een zakelijke relatie met Breslauer in Leipzig. Breslauer was directeur-eigenaar van de drukkerij in Leipzig en hij was uitvinder van het Breslauer Verfahren. Dit was een systeem om gelithografeerde films voor vierkleurendruk, passend en op stand te monteren voor het kopiëren op de vier zinken drukplaten. Koningsveld had rechten gekocht om deze methode toe te passen. De bedrijfsleider van Koningsveld was langdurig ziek dus Breslauer kwam voor het bedrijf als geroepen.
‘Hij werd de nieuwe en zeer kundige bedrijfsleider van de fotolitho-inrichting, ik was voor hem een welkome assistent en vooral in de begintijd zijn tolk bij zijn interne instructies aan het personeel en de communicatie met klanten’, aldus beschreven door Anton Koningsveld in zijn herinneringen.[2] Koningsveld had ook profijt van het netwerk van Breslauer in Duitsland. Daardoor werd hun klantenbestand in Duitsland uitgebreid met een paar grote uitgevers en drukkerijen. En ‘van Breslauer leerde ik veel en ook dat kwam ons zakelijk goed van pas’.
In 1938 verzocht Breslauer om een vestigingsvergunning. Hij had een arbeidsvergunning maar hij wilde zich blijvend in Nederland vestigen. De documenten zijn terug te vinden in het politiearchief in Leiden. ‘Een dergelijke vergunning kent onze wetgeving niet, terwijl thans nog niet te zeggen valt, welke rechten vreemdelingen zullen en kunnen worden toegekend bij de a.s. wijziging van de vreemdelingenwet’[3]. Ook staat er ‘Het lijkt mij niet gewenscht Breslauer thans reeds in deze een bepaalde toezegging te doen, aangezien nog te weinig omtrent de opvattingen van hem en zijn gezin bekend is, terwijl dient te worden afgewacht hoe zijn commerciële positie zich hier te lande zal ontwikkelen’. In deze brief staat ook dat hij bij Koningsveld eerst 550 gulden per maand verdiende en dat dit later verhoogd werd naar 600 gulden per maand. ‘Een salaris, dat de president-Directeur zelf niet verdient!’, staat erbij. In een latere brief wordt vermeld dat hij inmiddels 650 gulden per maand verdient.
De moeder van Rudolf, eigenaar van de drukkerij in Leipzig, trok eind 1939 bij hen in aan de Lorentzkade. Er zijn diverse brieven over haar komst naar Nederland te vinden in het archief van Leiden[4]. Eerst wilde men haar geen toestemming verlenen om te komen maar uiteindelijk kreeg ze alsnog (voorlopige) toestemming, ‘mits zij niet ten laste zal komen van de openbare kas’ en ook dat ‘geen verdere familieleden van vreemde nationaliteit zullen trachten zich in ons land te vestigen’. In een van de brieven staat dat de reeds eerder genoemde Koningsveld aan de commissaris van politie heeft laten weten al jaren een zakelijke handelsrelatie met mevrouw Breslauer te onderhouden. Koningsveld wilde, als mevrouw Breslauer naar Nederland mocht komen, een fabriek oprichten ter vervaardiging van broom-zilverpapier voor reclamedoeleinden. Mevrouw Breslauer zou op die manier ook haar klanten in Zwitserland, Frankrijk, Engeland en België kunnen blijven bedienen.
Max, de neef van Rudolf en Bella, was de eerste van het gezin Weg die naar Engeland ging na de Kristallnacht, hoe dit is verlopen is een verhaal apart en wordt hier niet verder toegelicht. Max bezocht vanuit Engeland in augustus 1939 oom Rudolf en tante Bella en hun kinderen in Leiden, aan de Lorentzkade 8 dus. Helaas moest hij plotseling weg want de oorlog stond op het punt van uitbreken. Zijn vader was uit Duitsland gekomen en ging met Max naar Engeland, daar kwam het gezin Weg weer bij elkaar. Max heeft er nog altijd spijt van dat hij zo vroeg in de ochtend weg moest en geen afscheid heeft kunnen nemen van Stefan of Michael. Het gezin Weg overleefde de oorlog.
Op drie maanden na verbleef het gezin Breslauer twee jaren in Leiden. Ursula heeft warme herinneringen aan de stad Leiden en aan de school. Toen ze niet met het schoolreisje meekon omdat de financiële bijdrage niet door haar ouders betaald kon worden, zorgde de school ervoor dat ze alsnog meekon. Ze spaarde geld voor een tweedehands fiets. Een fiets was haar grote droom, vertelt ze, want ‘iedereen heeft een fiets, waarom ik niet?’. Toen ze haar fiets had, kon ze tussen de middag thuis eten.
In de zomer van 1939 haalde Ursula de tweede prijs in de leeftijdscategorie 8-12 jaar bij een rolschaatswedstrijd[5] in Leiden, deze wedstrijd werd georganiseerd in het kader van de nationale festiviteiten naar aanleiding van de geboorte van Prinses Irene.
Joodsmonument.nl schrijft op de pagina van Stefan dat een voormalig schoolvriendje Stefan nog goed herinnert. ‘Het gezin was uit Duitsland gekomen en vestigde zich in Leiden. Daar ging Stefan naar de School van de 1e Leidse Schoolvereeniging.’ Het schoolvriendje heeft Stefan eenmaal bezocht in Westerbork, aldus het bericht.[6]
Toen brak de oorlog uit op 10 mei 1940. Rudolf en Bella en enkele vrienden kwamen bij elkaar om de situatie te bespreken. Na de capitulatie leek het leven eerst nog redelijk normaal te blijven maar dat was van korte duur. In september 1940 moesten niet-Nederlandse Joden de kuststreek verlaten dus ook de familie Breslauer moest verplicht Leiden verlaten. Ursula vertelt erover dat ze weg moesten uit de kuststreek: ‘omdat ze (de Duitsers) bang waren voor contact met de Engelsen’.
Het gezin inclusief Rudolfs moeder verhuisde eerst naar Alphen aan den Rijn en korte tijd later naar Utrecht. Koningsveld, waar Breslauer in Leiden werkte, diende onmiddellijk een verzoekschrift in bij de politie zodat Breslauer overdag naar Leiden zou kunnen reizen om te blijven werken in het bedrijf, maar dit werd afgewezen. Koningsveld bezocht Breslauer in de eerste maanden nog geregeld om advies te vragen, ‘onder meer over relaties met – en orders van – Duitse afnemers’, aldus Koningsveld in zijn eerder genoemde herinneringen.
Het gezin woonde nog enige tijd in Utrecht in een rijtjeshuis, ook een nieuwbouwhuis, net zoals in Leiden. Rudolf had opnieuw ergens werk gevonden [waar precies is niet duidelijk] en ging daar dagelijks naar toe. Ursula zat inmiddels in de vijfde klas. Maar in de zomer van 1941 kwam het verbod dat joodse kinderen niet meer naar niet-joodse scholen mochten. Ursula was juist voor de zomervakantie toegelaten tot het gemeentelijk lyceum.
Stefan Breslauer zat in elk geval nog enkele maanden op de Joodse school in Utrecht.[7] Hij staat echter niet op een van de foto’s op de website joodseschoolutrecht.nl.
Eind januari kwamen er Duitse officieren aan de deur om het huis te bekijken, vertelt Ursula. In de dagen erna hielp Ursula haar moeder om diverse spullen naar verschillende buren te brengen. Er lag sneeuw en ze gebruikten de slee om de spullen te verplaatsen.
Op 9 februari 1942 kreeg het gezin bericht dat ze op 11 februari naar Westerbork moesten. Rudolfs moeder hoefde niet mee en zij verhuisde naar Amsterdam. Het gezin pakte in wat het mee kon nemen en het werd samen met andere joodse mensen uit Utrecht naar Westerbork gebracht. Breslauer wist van het bestaan van Westerbork vanwege vrienden die daar eerder terecht waren gekomen. Er was nog geen spoor aangelegd naar Westerbork dus het laatste stuk vanaf Hooghalen werden ze met een vrachtwagen vervoerd. Ursula verwijst in het interview ook naar Lippmann en Rosenthal, afgekort Liro en bekend als de ‘nazibank’. Deze kwam alle kostbare spullen verzamelen. Zo werden de mensen van hun spullen beroofd voor ze gedeporteerd werden.
In februari 1942 kwam de familie dus terecht in Kamp Westerbork. Ze bleven daar ruim tweeënhalf jaar, tot september 1944.
Het gezin woonde in het kamp niet bij elkaar. Bella woonde met één van de kinderen bij een ander gezin, de twee andere kinderen woonden ook bij een gezin, en vader Rudolf verbleef in de vrijgezellenbarak. De kinderen gingen in het kamp naar school. Op 1 juli 1942 kwam kamp Westerbork onder direct nazi-bestuur. Westerbork veranderde van vluchtelingenkamp naar doorgangskamp. Twee weken later vond het eerste transport plaats. Tot en met 13 september 1944 werden ruim 100.000 gevangenen per trein gedeporteerd, slechts 5000 Joden, Sinti en Roma overleefden de oorlog.
Rudolf en Bella werken allebei in Westerbork. Bella werkte op de administratie, ze kon goed met een typemachine overweg. Rudolf werd aangesteld als kampfotograaf en hij maakte pasfoto’s van de joodse gevangenen.[8] Later maakte hij foto’s van allerlei aspecten van het kampleven, in opdracht van SS-kampcommandant Albert Konrad Gemmeker. Het werk van de joodse gevangenen, het leven in de barakken, de activiteiten van de Schülerkreis, de cabaretavonden en het voetballen, aldus Lindwer in zijn boek Kamp van hoop en wanhoop. Later werd Rudolf door Gemmeker ook als prive fotograaf ingezet. ‘Gemmeker had een grote bewondering voor het vakmanschap van Breslauer. Hij verleende de kampfotograaf allerlei privileges. Breslauer had een goed goutilleerde donkere kamer tot zijn beschikking. Deze was gesitueerd in de filmprojectieruimte boven de grote zaal. Hij kon fotomateriaal bestellen in zijn voormalige woonplaats Leiden en had een vergunning om buiten het kamp te komen’, aldus Lindwer.[9]
Ursula werkte in het weeshuis in het kamp. Van lang niet alle kinderen was de naam bekend. Er zaten ook kinderen bij die ondergedoken hadden gezeten. Ursula zorgde voor de baby’s tot vijf jaar oud. Op een dag werd degene die leiding gaf aan de verzorging in het weeshuis gedeporteerd en stond Ursula er met haar bijna 16 jaar ongeveer anderhalve maand alleen voor. Er verbleven tussen de 30 en 40 kinderen.
Ursula hoorde haar vader een keer mensen waarschuwen over de transporten. Achteraf begrijpt ze dat haar vader sinds eind 1942 of begin 1943 moet hebben geweten wat het lot was van hen die gedeporteerd werden.
Er zijn twee briefkaarten van de familie Breslauer aan de familie Heppener. Dit waren de buren aan de Petracalaan in Utrecht. Op 12 maart 1942 bedankten ze via dit kaartje voor het pakket dat naar hen was opgestuurd. Op de kaart die gestempeld is op 30 december 1942 staat geschreven ‘en een beter 1943, van Rudolf en Bella’.[10]
Gemmeker gaf in de eerste helft van 1944 aan Breslauer de opdracht om het leven in het kamp vast te leggen op film. Dit resulteerde in unieke beelden van Westerbork[11]. De filmbeelden die Breslauer in Westerbork maakte werden in 2017 door UNESCO erkend als werelderfgoed. De volledige film is hier te bekijken: https://www.youtube.com/watch?v=ekeBr8-yjXU&t=15s
Een collectie van foto’s die Breslauer heeft gemaakt en tevens van enkele stills uit de Westerborkfilm zijn te vinden op https://collecties.kampwesterbork.nl/zoeken?type=Foto&term=breslauer
Op Beeld en Geluid is uitgebreid te lezen over de Westerborkfilm en hier zijn ook enkele korte fragementen van een interview met Ursula uit 2011.[12]
In mei 1944 filmde Breslauer onder andere een transport, waarbij de Sintezza Settela Steinbach [13]te zien is; dit beeld werd een symbool voor de Jodenvervolging. Begin jaren ’90 werd door Aad Wagenaar de naam en achtergrond van het meisje ontdekt. Van een groot deel van degenen die in de film voorkomen is nog geen naam bekend, er vindt nog steeds onderzoek naar plaats.
Na tweeënhalf jaar Westerbork werd ook de familie Breslauer gedeporteerd. Op 4 september 1944 werden ze op de trein gezet naar Theresienstadt.
In Theresienstadt was de vader van Bella in 1942 omgekomen. Bella’s moeder leefde nog en zij overleefde de oorlog. Na aankomst in Theresienstadt gingen ze op zoek naar oma, vertelde Ursula. ‘Oma, degene die altijd een volle, sterke, lange, indrukwekkende vrouw was. We vinden haar maar ze is helemaal verschrompeld, iets verschrikkelijks. Je kon haar nauwelijks herkennen. Ik herkende haar aan haar stem. … En ze was ook helemaal in de war’, aldus Ursula.
Bella kwam te werken als foliescheider in een fabriek van zilverpapier. Ursula kwam weer in een kinderopvangplaats terecht. Het rook er altijd naar urine, vertelt ze in het interview. ‘Blijkbaar was het niet mogelijk om voldoende te wassen, want lakens met de plas werden aan het raam gehangen.’ Ze weet niet wat haar vader deed maar ze ontmoette hem wel regelmatig. Als eten kreeg iedereen een paar plakjes brood, het was nooit genoeg.
Enkele weken later werd eerst Rudolf gedeporteerd naar Auschwitz, 16 oktober 1944. Ursula kreeg het voor elkaar om haar vader nog te ontmoeten en afscheid te nemen. Haar vader gaf een afscheidsbrief mee voor haar moeder. Drie dagen later werd ook de rest van het gezin gedeporteerd naar Auschwitz.
Bij aankomst, op 21 oktober 1944, werden Bella, Stefan en Max Michael direct omgebracht. Ursula beschrijft haar herinneringen aan hoe zij werd gescheiden van haar moeder. ‘Ik heb niet eens hallo kunnen zeggen. Het ging zo snel’. Ze kwam in een groep terecht met andere meisjes. Ze kende een deel van hen nog uit Westerbork en later Theresienstadt. Ze vertelt hoe ze zich moesten uitkleden en dat ze geschoren werden. Na het douchen kreeg ze een dunne jurk en een tussenjas. Het was inmiddels eind oktober en het was koud.
Ze vertelt dat ze de schoorstenen zag maar ze begreep niet wat er gebeurde. Ze hoopte haar familie terug te vinden maar dat gebeurde niet.
Na enkele dagen werd ze met een groep op de trein gezet naar kamp Flossenburg. Ze kwam hier aan op 27 oktober 1944. Er waren ongeveer 500 vrouwen. Na korte tijd kwam ze te werken in een project ‘ausen’, waar een wasserette omgebouwd werd tot een munitiefabriek. Ze vertelt over het eten en dat ze net iets minder dan een liter soep kregen. De bewaker, die hen soms ook wat nieuws toefluisterde over de oorlog, zorgde er uiteindelijk voor dat ze anderhalve liter soep kregen met een sneetje brood. Later werd het werk eigenlijk te zwaar voor haar. ‘Alsof mijn skelet een gebouw van kaarten was, dat instorte’, aldus Ursula.
Ze bleef er van 6 november 1944 tot en met 10 of 14 april 1945. ‘Toen werden we ’s ochtends wakker en hoorden we kanonnen donderen. Ze brachten ons snel naar het treinstation. Open goederenwagons zonder dak. Het was al lente. Het druppelde af en toe en beetje, niet erg. We reden naar het zuiden.’ Na enkele uren naar het zuiden gereisd te zijn, stopte de trein in een bos. De locomotief was voor iets anders nodig. Ze bleven twee dagen in het bos staan en toen werden ze naar Theresienstadt gebracht dat in de buurt was. Ze moesten eerst ongeveer tien dagen in quarantaine. Het Rode Kruis was toen inmiddels aanwezig in Theresienstadt. Via de dodenmarsen vanuit Buchenwald waren veel mensen aangekomen met ziekten dus daarom moest men in quarantaine. ‘De Russen arriveerden op 8 of 10 mei, ik weet het niet precies meer.’.
Uiteindelijk reisde ze met een transport terug naar Nederland. In het weeshuis in Theresienstadt was een meisje van ongeveer zes dat ze nog kende uit Westerbork, ze nam haar mee terug naar Nederland.
Uiteindelijk ging ze terug naar het adres waar ze in Utrecht hadden gewoond. ‘Wie terugkomt, daar zullen we elkaar ontmoeten’, hadden ze afgesproken. Het meisje dat ze uit Theresienstadt had meegenomen werd opgehaald door haar vader. Niemand kwam verder terug naar het adres in Utrecht. Ursula was de enige. Ursula ging bij haar oma Breslauer wonen en samen gingen ze naar Engeland waar familie woonde.
Ursula vertelt niet dat ze haar vader nog in Auschwitz heeft gezien. Rudolf Breslauer heeft als officiële overlijdensdatum 28 februari 1945, op een onbekende locatie in Midden-Europa.
Willy Lindwer schrijft in Kamp van hoop en wanhoop, ‘op 24 oktober werd Rudolf Werner Breslauer en op 26 oktober zijn vrouw en drie kinderen doorgestuurd naar Auschwitz. Direct na aankomst aldaar kwam Breslauer om in de gaskamers van dit vernietigingskamp. Dochter Ursula is de enige van het gezin die de oorlog heeft overleefd.’ Lindwer heeft Ursula als bron vermeld in zijn boek.
Ook in documenten van het archief van het Nederlandse Rode Kruis (NRK) staat dat Ursula verklaarde dat haar ouders zijn vermoord in Auschwitz. Toch kwam zij samen met haar moeder en broertjes enkele dagen ná hun vader aan. Het NRK schrijft in een ongedateerd document dat niet duidelijk is wanneer Breslauer is ‘overleden’. ‘Het onderzoek wordt evenwel voorgezet[14]’. In 1953 werd zijn overlijdensakte formeel gemaakt[15]. Voor Bella, Stefan en Max zit niet zo’n document in hun dossiers dat het niet duidelijk is. Hun overlijdensakten werden opgesteld in 1951 en 1952. Bij Rudolf staat de vermelding ’28 februari 1945 in Midden-Europa’.
Dochter Ursula emigreerde later naar Israël. Ze trouwde in 1949 met Chaim Moses en ze krijgen meerdere kinderen en kleinkinderen. De familie uit Engeland schreef brieven naar het Rode Kruis om informatie over Rudolf, Bella en de kinderen. In 1951 werden in Utrecht de overlijdensakten opgesteld voor Stefan en Max, in 1952 voor Bella en in 1953 voor Rudolf.
Naar de uitspraak van Roman Vishniak, aangehaald door Willy Lindwer, geldt voor Rudolf Breslauer: hij was niet in staat om zijn volk te redden, alleen de herinnering aan hen.
In Utrecht voor Petrarcalaan 59 werden in 2018 Stolpersteine geplaatst voor het gezin Breslauer.[16]
Leiden, maart 2025[17]
Barbera Bikker
Noten:
[1] Interview Yad Vashem met Ursula Breslauer uit 1994, ontvangen via familie Breslauer.
[1b] Herinneringen van Max Walter Weg, gedeeld door zijn zoon Jon, 26 maart 2025 Leiden.
[2] Bron: ‘Herinneringen van Anton Koningsveld’, privé uitgave 2012, bron: familie Koningsveld.
[3] https://www.erfgoedleiden.nl politiearchief
[4] https://www.erfgoedleiden.nl politiearchief
[5] https://leiden.courant.nu/issue/LD/1939-08-07/edition/0/page/2
[6] https://www.joodsmonument.nl/nl/page/509023/about-stefan-breslauer (navraag naar gedaan)
[7] https://joodseschoolutrecht.nl/nl/Verhalen-over-leerlingen/Breslauer,-Stefan/
[8] Kamp van hoop en wanhoop, getuigen van Westerbork, 1939-1945, Willy Lindwer, Amsterdam, 1990.
[9] Idem, pagina 50.
[10] https://data.jck.nl/page/aggregation/jhm-documenten/D013743 het is onbekend wie op voorkant van deze kaart staan.
[11] https://kampwesterbork.nl/collectie/tweede-wereldoorlog/durchgangslager/63-tweede-wereldoorlog/durchgangslager/250-de-westerborkfilm
[12] https://www.beeldengeluid.nl/verhalen/de-westerborkfilm-een-beeld-om-nooit-te-vergeten
[13] https://nl.wikipedia.org/wiki/Settela_Steinbach
[14] Een NRK document uit december 1958 beschrijft dat Breslauer op een onbekend tijdstip in Bergen Belsen geweest zou moeten zijn, op basis van de lijst van personen in het kamp Bergen-Belsen. [Is deze lijst ergens online beschikbaar inmiddels? Op https://kz.bergen-belsen-totenbuch.de/en/names zijn ze niet te vinden]. Of dit klopt valt te betwijfelen, voor Bella en Stefan en Max bestaat namelijk ook zo’n document.
[15] www.wiewaswie.nl
[16] stolpersteineroute.nl/familie-breslauer De vermelding dat Breslauer op 24 oktober 1944 werd doodgeschoten bevat geen bronvermelding. Navraag heeft ook geen nadere info opgeleverd waarmee deze beschrijving een niet-waarschijnlijk scenario is in mijn ogen.
[17] Met dank aan herinneringscentrum kamp Westerbork voor het reviewen van deze biografie.
Overige bronnen naast de noten:
Erfgoed Leiden
Nederlandse Rode Kruis, Nationaal Archief Den Haag
Familie Breslauer
Foto’s

Rudolf

Bella

Ursula

Stefan

Michael
Het gezin Breslauer, van links naar rechts Bella, Ursula (zij overleefde als enige de oorlog), Michael, Rudolf en Stefan Breslauer.
Joodsmonument.nl: Rudolf Breslauer, Bella Breslauer-Weihsmann, Stefan Breslauer, Max Breslauer
Leiden4045: familie Breslauer
Verslag plaatsing: 26 maart 2025 plaatsing Stolpersteine in Leiden
De Stichting dankt de gemeente Leiden, de Lorentzschool in Leiden, de particulieren (de aanwezigen en zij die financiële steun gaven) voor het steunen en mede mogelijk maken van deze plechtigheid.