3. Hans zijn thuis


Machseh Lajesoumim: het verhaal

Door: Gesineke Veerman, juni 2020

Terug naar het overzicht

3. Hans zijn thuis

De kleine Hans leerde heel wat in het weeshuis. In strenge winter maakte hij een grote sneeuwpop met de kinderjuffrouw en leerde hij sneeuwballen maken en hoe je moest glijden over een ijsbaantje. Ook leerde hij dat de sjabbat begint zodra op vrijdag de zon onder gaativ.
Toen hij wat groter was betekende dat dat hij met de andere kinderen eind december vrijdags al om half vier naar huis moest gaan. Op andere dagen schaatste hij graag met de jongens op de Zoeterwoudse Singel, dat mochten ze helemaal zelf gaan doen, als ze maar op tijd terug waren.

Met de kinderjuffrouwen in de sneeuw 1939/1940, foto-album Lotte Adler

 

De zaterdag/sjabbat begonnen ze op nuchtere maagv met een dienst in de Sjoel. Na een maaltijd van brood en vis en het danklied (psalm 126; sjier hamanglous), lazen ze wat tot het tijd was om terug te keren naar de Sjoel voor het korte middaggebed. Als na de thee en de derde dienst in de Sjoel er drie sterren aan de hemel stonden, brak de fijnste dag van de week aan: zondag!
In de zomer werd er op zondagochtend gevoetbald en organiseerde Hans samen met de andere jongens een eigen competitie. Dan stonden de mensen buiten het hek naar de spelers te kijken. Op zondagmiddag om twee uur kwam het bezoek. De moeder van Hans kwam om de week. Zijn favoriete uitje met haar was een bezoek aan de speeltuin. Daar waren schommels, glijbanen, bootjes en waterfietsen. Als de man aan de kant na een uur op zijn toeter blies, was zijn tijd om en moest hij terug naar de kant. ‘Dan nog gauw een ijsje eten of een glas limonade drinken en dan terug naar het weeshuis.’ 

 

Zondagse voetballers, album Pieter de Vries

 

Het viel Hans op dat sommige kinderen bijna nooit visite kregen. Een van hen was zijn vriend, Salomon Ritmeester. Hij was een jaar jonger dan Hans en had hem verteld dat hij en zijn broertje waren overgeplaatst uit het Joodse Weeshuis in Amsterdam en dat zijn moeder was overleden. Op een zondag in maart 1941 vertelde Hans aan zijn moeder dat zijn vriendje Salomon nooit zijn familie zag, terwijl hij nog een vader en een zus had. Zijn moeder vroeg of ze hem mocht zien.
Hans vroeg toestemming aan meneer Italie en de volgende zondag was Salomon erbij. ‘Mijn moeder sprak met hem en vroeg niet waarom hij geen visite kreeg, maar vroeg hem, wat op zijn verlanglijstje stond voor zijn komende verjaardag. Salomon keek bedeesd en toen antwoordde hij “Gymnastiek schoenen”. Mijn moeder zei “ik zal zien wat ik voor jou kan doen”. Voordat ze wegging gaf ze hem nog wat snoepjes en 5 cent. Hij kuste haar en was zo dankbaar als alleen een kind kan zijn.’
De zondag daarop werd Salomon 13 jaar. Mijn moeder gaf hem zijn gympjes en hij mocht die dag mee naar de speeltuin. ‘Sindsdien is hij mijn beste vriend gebleven.’

Een verjaardag was sowieso een plezierige dag. ‘De kinderen zongen het”lang zal hij/zij leven” maar ook kreeg je van de kinderen cadeautjes, een potlood of een pen, een gummie of wat anders dat ze konden vinden. Wanneer het lunchtijd was om ongeveer 12.30 in de middag, dan kwam mevrouw Italie in de eetkamer en met een kleine speech gaf ze je een mooi cadeau. Aangezien ik erg artistiek was, kreeg ik meestal een bouwdoos of penselen met verf. Eén keer kreeg ik een mooie figuurzaag en daar heb ik veel plezier van gehad.’ Bij de broodmaaltijd kreeg de jarig dan nog een heerlijk, zacht gekookt eitje. Dat was een traktatie die je verder alleen op Pesach kreegvi.

Hans herinnert zich de feestdagen nog goed, die stuk voor stuk uitgebreid werden gevierd. Nooit zal hij Pesachviering vergeten toen hij zes of zeven jaar was. Hij was uitgekozen om ‘als jongste zoon’ de zin op te zeggen die het begin van de Seideravond inluidt: ‘ “Waarom is deze avond anders dan elke andere avond?” (“Manieschtanno hallajlo hazee”). De ‘vader’, meneer Italie, antwoordde: Omdat wij ons deze avond herinneren dat wij bevrijd zijn uit de slavernij in Egypte.’ ‘Dat was een hele eer.’  De hele dag waren ze druk in de weer geweest met de voorbereidingen. Ze hadden nieuwe paasservies ingewijd door het te wassen in de gracht van het Levendaal (bij de synagoge)vii. Een dag tevoren had Hans, als oudste zoon, de hele dag moeten vastenviii. Ze hadden veel plezier gehad toen ze mochten zoeken naar de stukjes brood die meneer Italie her en der in kastjes en laatjes in het weeshuis verstopt hadix. En na Seideravond mochten ze nog een week lang iedere dag smullen van matzes die ze mochten beleggen met wat ze maar wilden.

Voor Poerim (een feest in het voorjaar) stond Juffrouw de Leeuw met de meisjes in de keuken om Hamansoren te maken, zodat iedereen zijn tanden in die gemenerd kon zetten. Haman was de sluwe regeringsleider die het Joodse volk zou hebben vernietigd, ware het niet dat de slimme koningin Esther samen met haar oom dat op een haar na had weten te voorkomen. Het recept is volgens Hans: Meel en water en een snufje zout. Kneed het tezamen tot je een stevig deeg krijgt. Rol het met een deegroller of een fles heel dun en snij het gerolde deeg in vierkanten van 10 x 10 cm. Gooi de erg dunne stukjes in heet frituurvet tot het krult als kroepoek. Laat het uitdruipen op vetvrij papier en gooi er daarna poedersuiker op en dan maar lekker eten. Probeer het eens.

Voor Soekot werden er matten in de erker gelegd en fruit en bloemen opgehangen. Het dak werd opgehesen. En de hele week ‘woonden’ ze daar. Het feest van de vreude der wet, kon in de beleving van de kinderen samengevat worden als: ‘We krijgen bruidssuikers op Simchat Tora!’
Eind december werd het Chanoeka. Maanden van tevoren waren ze al begonnen met het instuderen van een toneelstuk dat op de zaterdagavond van dat feest zou worden opgevoerd. Iedereen was er, ook de kinderen die dat jaar achttien waren geworden en het weeshuis hadden verlaten, en de leden van het bestuur. Meneer Italie kwam dan op het podium en hield een belangrijke rede voor hen en gaf ieder een prachtig kado en voor zover ik me herinner een envelop met geld. Met veel limonade en taartjes werd de avond gesloten.
Op sommige zomerse zondagen liep Hans met de andere grote jongens naar Katwijk aan Zee om te zwemmen. Ze kregen wat boterhammen me een een flesje limonade en kwamen pas laat in de middag weer terug. De meisjes en de kleintjes volgden met de tram, samen met een kinderjuffrouw. ’s Avonds zaten ze met alle jongens rond de zeskantige tafel gespannen te luisteren naar het opgewonden commentaar van de joodse verslaggever Han Hollander bij de internationale voetbalwedstrijd Nederland-België. Juffrouw de Leeuw van de keuken zorgde voor thee en koekjes. Na de wedstrijd stopten ze hun boeken, schriften, gummen, pennen, potloden en kladpapier en het huiswerk of de strafregels in de schooltas, klaar voor een nieuwe schoolweek.
Meestal liep Hans voor het slapen gaan naar de slaapzaal van de kleine jongens. Daar vertelde hij hun verhaaltjes, tot ze allemaal sliepen. ‘Ik verzon maar wat – ze zeggen dat ik er erg goed in was-‘ En als hij de volgende morgen wakker werd voelde hij iets heerlijk warms bij zijn voeten. ‘ik herinner nog heel goed dat elke morgen als ik wakker werd, een grote zwart-witte kat op het voeteneinde van mijn bed lag te slapen; dat was mijn lievelingskat.’ (een van de vier katten die het weeshuis rijk was).

Maandag was wederom een erg belangrijke dag voor de kinderen die dertien jaar en ouder waren. ‘Na het middageten kwam mevrouw Italie naar de eetkamer en gaf ons persoonlijk een envelop met ons zakgeld erin.’ Ook voerde ze met iedereen een kort gesprekje. ‘We mochten met ons zakgeld doen wat we wilden. Natuurlijk was er meestal 3 cent voor een postzegel, om een brief naar mijn moeder te sturen en dan was er 2 cent over, om 2 ijsjes te kopen. Dat was natuurlijk toen ik nog maar 5 cent zakgeld kreeg. Later toen mijn zakgeld omhoog ging had ik meer ruimte om geld te spenderen.’

Als de schoolvakantie aanbrak gingen de kinderen indien mogelijk naar hun familie en bleven daar dan de rest van de vakantie. Hans bleef in het weeshuis, maar dat vond hij niet erg. ‘We gingen zeker één keer per week naar de bioscoop. Kijken naar de films van Shirley Temple, Popeye the Sailorman of andere kinderfilms. Ook zagen we de film van de Graaf van Monte Cristo.’
Er werden verschillende musea bezocht, en je mocht in de vakantie ook met je niet-joodse vrienden spelen. ‘Mijn vriend was Charles Wijtenburg. Zijn vader was de eigenaar van de Schimmelpennink Sigarenfabrieken. Soms kon hij in het tehuis komen om te spelen. Natuurlijk, als ik bij hem thuis speelde mocht ik daar niets eten, want hun eten was niet koosjer. Soms deed ik dat toch.’
In de vakanties werden er ook collectes gehouden, voor de kas van het Weeshuis. De lopers namen oudere kinderen mee om aan te bellen bij de huizen in het district dat ze toegewezen hadden gekregen. Hans vond het leuk om mee te gaan. Als de loper zijn verhaaltje had gedaan ging er meestal wel geld in de bus, en soms kreeg hij iets lekkers of iets koels te drinken als het heel warm was. De collectes zorgden er natuurlijk ook voor dat heel Leiden van het bestaan van het weeshuis op de hoogte was.

 

Uitje jeugdvereniging Mishnan Hajaddeen, foto-album Pieter de Vries

 

lees verder:

4. Oorlogsdreiging, 1938 – 1940
5. 1941: Voor Joden verboden
6. 1942 Geïsoleerd en vernederd
7. 1943 Ontruiming
8. Westerbork
9. Leiden
10. Als laatste over
11. 1945 en verder

Dankwoord
Bronnen
Noten

 

Ga terug naar het overzicht van Machseh Lajesoumim: het verhaal