Ook nu was ik bij vreemde mensen ondergebracht, al waren het dit keer dan mijn ouders. Weer een ander huis met andere geuren en geluiden.

Ook nu was ik bij vreemde mensen ondergebracht, al waren het dit keer dan mijn ouders. Weer een ander huis met andere geuren en geluiden.

Peter Hein, in ‘Het zesde jaar’

Op 5 mei mei 1945 wordt Nederland bevrijd. De straten vullen zich met feestvierende mensen en de vlaggen hangen uit. Maar sommige mensen voelen zich helemaal niet bevrijd. Zoals Peter. Hij en zijn ouders blijven gevangen in de gedachte dat zij vreemden voor elkaar zijn. Terwijl Peter voor de oorlog een warm en gezellig thuis  heeft gehad. Hij herinnert zich hoe graag hij bij zijn vader ging kijken als hij in zijn werkplaats leunstoelen maakte en hoe hij samen met hem kranten en houtjes in de kachel gooide tot de kamer lekker warm werd. En dat er vaak bezoekers kwamen, die door zijn ouders gastvrij werden onthaald.
Maar toen kwam op een dag Nel hem ophalen voor een wandeling. Peter (4 jaar) huppelde vol verwachting met haar mee. Ze gingen een huis binnen aan een pleintje tegenover een kerk. Het is er somber, zonder de kleurige schilderijen van thuis, die zijn vader zelf geschilderd had. De mensen zijn grijs en kaarsrecht. Peter zegt dat hij zin heeft om naar huis te gaan. ..Plotseling stond Nel op, gaf me in het voorbijgaan een zoen en ging zonder om te kijken haastig de kamer uit. Ik hoorde hoe de buitendeur dichtviel. . Ik voelde hoe ze naar me keken en zich verbaasden. ‘Echt een Joodje’, zei de vrouw. Dat lange zwarte haar moet er maar gauw af’. Die avond werd ik voor het eerst niet door mijn vader en moeder en mesjoggene Lenie naar bed gebracht, maar door de ouwelijke vrouw tegen wie ik Moe moest zeggen…Snikkend bleef ik achter. Ik kroop weer uit bed, wist niet wat ik moest doen en ging tenslotte op het vloerkleedje liggen. Rillend huilde ik mezelf voor de poten van het bed in slaap. En dit zal niet de eerste keer zijn dat Peter het bij vreemde mensen moet zien te redden. Hij verandert tijdens zijn twee onderduikjaren zo vaak van adres dat hij de tel kwijtraakt. Na de oorlog is hij vergeten hoe zijn ouders eruit zien. Daar stonden ze. Een kleine tengere vrouw met een smal gezicht en golvend bruin haar. Heel anders dan ik me had voorgesteld. Ze keek met doffe ogen sprakeloos naar mij..Ik keek langs haar heen naar de onhandige, bleke man die doodstil achter haar stond. Zijn ene arm hing slap langs zijn lichaam, onder de andere had hij een zeilboot geklemd. Hij droeg een blauwe winterjas. Aan zijn voeten had hij geel-met-bruingeruite pantoffels. Niemand zei iets. Ik kroop dichter tegen tante Cor aan. …Mijn moeder deed een paar stappen naar voren en boog zich naar me toe. Ze wilde me kussen. Ik draaide mijn hoofd van haar weg. Verward keerde ze zich naar tante Cor. Die ging, alsof ze me wilde beschermen, half voor mij staan en lachte naar haar. ‘Kristemesiele, een godswonder dat jullie het overleefd hebben.’

 

 

 

(deze blog is in 2021 verhuisd inclusief oorspronkelijke publicatiedatum naar deze website)