vorige naam / volgende naam / namenlijst
Let op: de tekst op deze pagina moet nog geredigeerd worden en kan daarom onjuistheden bevatten. Correcties en aanvullingen kunt u melden aan de redactie, via webmaster@herdenkingleiden.nl
JANSJE (JENNY)
Amsterdam 15.3.1914 –
In weeshuis: 16.6.1924 – 25.4.1932 =7.10 jaar (van 10.3 jaar 606 18.1 jaar)
Overleefde
KAREL
Amsterdam 16.9.1918 – 10.9.1941 Mauthausen
In weeshuis: 21.12.1926 – 2.7.1940 = 13.6 jaar (van 8.3 jaar tot 21.9 jaar)
19.09.1941 Mauthausen
ESTHER (ESJE)
Amsterdam 20.05.1920 –
In weeshuis: van 5.2.1923 – 31.3.1939 = 16.1 jaar (van 2.8 jaar tot 18.10 jaar)
en van 25.5.1942 – 3.2.1943 = 0.4 jaar (van 22.4 jaar tot 22.8 jaar)
Overleefde; ondergedoken
Samen in weeshuis:
Jenny, Karel en Esther: 21.12.1926 – 25.04 1932 (5.4 jaar)
Jenny en Esther: 16.6.1924 – 25.4.1932 (7.10 jaar)
Karel en Esther: 23.12.1926 – 31.3.1939 (12.3 jaar)
Vader:
David van Santen
Amsterdam 23.3.1889
Moeder:
Rachel van Praag
Amsterdam 21.3.1886
Broer
Philp Karel
Amsterdam 6.11.1915 – 2.9.1941 Mauthausen
Moeder gaat 22.11.1920 naar Castricum. Vader 6.9.1932 naar Den Haag, Van Heutzstraat 29
Karel werd in 1937 negentien jaar en moest toen voor 5 1/2 maand het leger in. Hij zal in de ‘zomerlichting’ (van 1 april – 15 september) gediend hebben, daar hij in februari 1938 niet in uniform op de foto staat. Twee jaar later, eind augustus 1939 werd hij met Herman Stofkoper opgeroepen voor de mobilisatie. Pas een kleine twee maanden na de meidagen van 1940 werd hij uit het B.R. van Leiden uitgeschreven; op 2 juli. Is hij van september 1937 tot augustus 1939 in het weeshuis blijven wonen?
Karel werkte bij de zilverfabriek van Van Kempen en Begeer in Voorschoten. Later werd hij handelsreiziger. Hij verkocht o.a. witte houtlijm, een product dat voor gebruik opgewarmd moest worden.
Esther is zes weken vóór het huis leeggehaald werd ondergedoken. Iemand had tegen haar gezegd dat ze moest gaan ‘duiken’: Stoffels?
Op 29.4.1942 is Esther nog ‘Hausgehilfin’ op Weteringkade 11 in Den Haag, bij Esther Alter – Goldsmit, (26.6.1873 – 3.9.1943 Auschwitz), de oma van Louise van Straten, die toen aan de overkant, op Weteringkade 10 woonde. Esters zus Jansje is dan ‘Haushälterin’ op Huygensplein 4. Hun vader, David woont op Stille Veerkade 26 en is ‘Ladenhalter’.
- Karel en Esje van Santen, 1938 Karel en Esje Van Santen hebben heel lang in het weeshuis gewoond. Samen met hun zusje Jenny vormden ze lang de grootste club uit één gezin. Karel is als oudste zoon van het “gezin” verplicht in militaire dienst geweest. In het album van Pieter de Vries zit een foto. Esje is op een gegeven moment in Amsterdam gaan wonen, maar toen de razzia’s daar te erg werden is ze terug gekomen naar het weeshuis vanwege de mythe dat de kinderen van het weeshuis gespaard zouden worden. Ongeveer zes weken voor de ontruiming kreeg ze van Hyme Stoffels een signaal dat dat niet het geval zou zijn, waarna ze onderdook.
- Nathan Italie is op 5 mei 1940 50 jaar geworden. Op de foto zien we van links naar rechts: Onbekend, Bram Spiro, Annie Simons, Jet de Leeuw, Esther Appel, Juul Beem, Esther van Santen, Elisabeth Italie-Cohen, Nathan Italie en Floortje Althenberg
- Esther van Santen (1 van 4) Esther is op 5 februari naar het weeshuis op de Stille Rijn gekomen. Op 31 maart 1939 ging ze naar Amsterdam. Op 25 september 1942 kwam ze weer naar het Weeshuis terug als dienstboden en hulp in de huishouding. Ze is in 1943 uit het weeshuis verdwenen, onbekend waarheen.
- Esther van Santen (3 van 4)
- Esther van Santen (2 van 4)
- Esther van Santen (4 van 4)
- Esther van Santen
- Karel, Jenny en Elsje van Santen, 1932 Voor de laatste keer werpen we, ter toelichting op deze foto (ook door Mimi gemaakt, en zelf door haar in het weeshuis ontwikkeld), een blik in het geweldige tijdschrift De Joodsche Jeugdkrant “Betsalel”, dat van april 1928 tot april 1935 verscheen en waar het weeshuis na de verhuizing naar de Roodenburgerstraat op geabonneerd was – tot groot plezier van veel kinderen. Vooral ook van Esje van Santen, hier rechts op de foto: zij is in de periode dat de kinderen uit Leiden naar hoofdredacteur ‘Rabbijn Dr.’ M.(hij wilde dat wél weten) M. de Hond schreven (1930-1933) degene die dat veruit het meest doet, en, zoals we al zagen, ook als eerste. In haar eerste briefje vertelt ze natuurlijk al dat ze – 10 jaar oud toen en in de vierde klas – een broer Karel en een zus Jenny heeft – die allebei ook in het weeshuis wonen. Op 5 mei 1932 is ze weer van de partij (als Juultje en Chellie Eljakiem Schaap uit Palestina ophemelen); dan schrijft ze dat haar zusje pas 18 jaar is geworden, die met twee negens voor haar examen steno is geslaagd en 1 mei naar Wijk aan Zee gaat (de correspondentierubriek van Rabbijn Dr. liep altijd een paar weken achter). Jenny ging daar niet heen voor vakantie, hoewel er een ‘Nederlandsch-Israëlietisch Vacantieoord’ stond, één van de zognaamde Jozeboko’s, Joodsche Zee- en Boschkolonies, die ons land rijk was. Esje’s zusje ging daar wérken. Ik ben er wel zeker van dat Mimi’s foto uit dat jaar 1932 dateert: als herinnering aan het vertrek van Jenny, of toen ze in háár vakantie weer eens naar het huis kwam om haar broer en zus op te zoeken. Met hen had ze daar tenslotte ruim zeven jaar gewoond! Esje, was al in februari 1923 gekomen – twee jaar oud was ze toen -, zijzelf in juni 1924, Karel als laatste in december 1926. Ze waren dus nog in het oude huis aan de Stille Rijn al met z’n drieën geweest. Hun oudste broer Philip was als enige thuis gebleven, bij hun vader; moeder zat in een inrichting voor zenuwzieken. (Pas in de nieuwe huisvesting van het weeshuis wordt de familie Van Santen overtroffen door de Beempjes – vier in getal, zoals we weten. Mientje, Juultje, David en Jopie komen – ook vanwege een zenuwzieke moeder – in september 1929, dus een paar maanden na de opening, naar de Roodenburgerstraat. Met hun bijna acht jaar samen moeten zij, goed voor bijna één-tiende van de weeshuisbevolking, een baken in woelige tijden zijn geweest.) Over Esther van Santen, die het huis in maart 1939 verliet, maar eind september 1942 onder de dreiging van de deportaties terugkwam, zes weken voor de ontruiming de waarschuwing kreeg: ‘je moet gaan schuilen’ en die raad ter harte nam, horen we later meer.
- Juffrouw Bierschenk met haar club op stap, 1934 Juffrouw Bierschenk, het hoofd van de naaikamer, had een club, waar de weeshuiskinderen tegen een geringe contributie lid van konden worden. Hier is ze op stap naar de duinen van Katwijk met Sientje Spiro, geheel links, Judith Pront, Jopie Stout, achteraan links Annie Simons, geheel rechts Mimi Weiman, vooraan met een bloemetje in haar hand en Elsje van Santen naast haar. Ook de kinderjuffrouw van wie ik de naam niet weet ging mee (links vooraan) en zelfs de moeder van die juffrouw (vooraan rechts)! Het hoofd van de club zelf kijkt in het midden glunderend in de lens.
- Een Joods jongetje uit Palestina, april 1932 Juul Heem en Chellie Leeda waren verrukt over hem. De meiden, 12 en 10 jaar oud, móesten het meneer De Hond van De Joodsche Jeugdkrant laten weten: ‘Verleden week is hier een joodsch jongetje geweest uit Palestina’! Juul schrijft hem dat een paar jongens en meisjes vlot met hem konden praten; een paar, want – aldus Chellie- ‘hij sprak alleen maar Joodsch’. De Hond reageert leuk (en als altijd een beetje plagerig) op het briefje van Chellie: ‘Zij heeft het ook over dat jongetje uit Palestina. Zij vertelt mij, dat hij twee jaar is. Hij was er maar vijf dagen. Ze hebben een heleboel van hem geleerd! Als hij dus nog 5 dagen gebleven was, was hij professor in Leiden geworden. Hij sprak alleen maar Joodsch. Hij is een neefje van Mevrouw Italie. Na Pesach komt hij weer uit Rotterdam terug. Chellie [De Hond schrijft Chella, maar Mimi Weiman kende Rachel Leeda als Chellie), verzoek hem uit mijn naam om medewerker te worden van de Jeugdkrant. Stel je voor, een medewerker, nauwelijks de luiers ontloken! Dag Chellie, van alles wat je ons wenscht en groet honderd procent terug!’ Dat was in april 1932 geweest. Bijna zeventig jaar later herinnert Mimi Weiman, nu mevrouw De Wind, zich de naam van het joodse jongetje uit Palestina: Eljakiem Schaap. (Chellie bevestigde zes weken na haar eerste briefje de juistheid van die herinnering, als ze in de jeugdkrant nog eens op hem terugkomt.) Ze heeft een foto waar hij opstaat. Daar zit de kleine professor-in-spé in gedachten verzonken – op de rug van Jupie Pront! Jupie (eigenlijk Judith) ligt in het midden op de voorgrond, tussen de vriendinnen Mimi (links van haar op de foto) en Esje van Santen, geheel rechts. Links zit op haar knieën een derde goede vriendin van Mimi, Annie Simons. Tussen Jupie en Esje, met bril, ligt Hetty (Maud Ellen) de Jong – die met haar vader uit Indië gekomen was na het overlijden van haar moeder. Achter Hetty zien we kinderjuffrouw Mien of Mina Gobes: aardig voor de oudere kinderen, streng voor de jongere (de lagere-schoolkinderen), die zij onder haar hoede had. Mevrouw de Wind: ‘Gobes had losse handen, ze kon lekker slaan’. Over de straffen die in het weeshuis uitgedeeld werden, wist ze heel wat te vertellen; Piet de Vries trouwens ook. We zullen er nog wel eens meer van horen. Voorlopig lacht juffrouw Gobes, als was ze een van de weeshuismeisjes, ons hier vriendelijk toe; zouden we gedacht hebben dat ze (met haar 32 jaar) bijna twintig jaar ouder is dan haar vroegere pupillen? En natuurlijk is het Eljakiems moeder, die haar hoofd zo vlak naast haar zoontje houdt. Leonard Kasteleyn
- De eetzaal, 1930 Net als op dat beroemde plaatje van de kinderen voor de deur met de Davidsster is het de eerste winter in het nieuwe gebouw: gezien de lichtplekken op de muur staat de zon in het zuiden heel laag, en uit de leeftijd van de kinderen die we kunnen herkennen maken we op dat het niet later dan 1930 kan zijn. Hoe klein is Jettie Bobbe, in mei 1928 als vierjarige gekomen, hier nog: haar blonde kopje links aan de eerste tafel komt nauwelijks boven de tafel uit. Dertien jaar later zou ze, met Corrie Frenkel, op dezelfde dag geboren als zij, de oudste van de weeshuiskinderen zijn. Naast haar staart de vier jaar oudere Esje van Santen, Karels zus (zie foto 2), in de lens, haar mooie zwarte haar leuk geknipt. Op de hoek van de tafel, aan dezelfde kant, Chella of Chellie Leeda – het enige meisje van het huis aan de Roodenburgerstraat dat ik ooit ben tegengekomen in een jaarverslag (niet van het weeshuis): haar verhaal was uitermate triest. Aan ‘onze’ kant van de meisjestafel draaien twee kinderen zich naar ons toe: links Esther Appel, rechts Juultje Beem (die op het groepsportret van 1934 ontbrak) – Esther elf jaar, Juultje net of nog net niet tien. En weer zien we hoe het Leidse weeshuis de eigenheid van de aan haar toevertrouwde kinderen geen geweld aandeed: alle kapsels van de meisjes verschillen van elkaar. In de eetzaal stonden vier tafels, onder elk raam één – met volgens het ontwerp van architect Buurman (we komen daar nog uitvoerig over te spreken) aan iedere tafel veertien stoelen, zeven aan elke kant: genoeg weer voor de 56 kinderen met wie het ontwerp rekening hield. Hier blijken er maar tien per tafel te staan, veertig in totaal dus: meer dan genoeg voor het weeshuis, want de kleintjes aten ‘s morgens pas als de groten naar school waren gegaan – en ‘s avonds deden ze dat om vijf uur, ditmaal vóór de anderen. In de tijd van Pieter de Vries, die in het weeshuis Daniël genoemd werd (vanaf de eerste dag, want Piet was natuurlijk geen beste naam in een Joods weeshuis), de jaren 1935 tot 1943, werd de voorste tafel (waar we nog net een bord op zien staan) meestal niet gebruikt; aan de tweede tafel zaten meisjes en jongens door elkaar – het feest van de Joodse weeshuizen buiten Amsterdam: meisjes en jongens bij elkaar in één huis! -; de derde was de ‘grote-jongenstafel’ en de laatste (op onze foto nauwelijks te ontwaren) de ‘meisjestafel’. In de uitbouw tegenover de raamkant (zie op de bouwtekening, blad 1 ) stond de tafel voor het personeel; zij aten altijd na de kinderen. Meneer en mevrouw Italie gebruikten de maaltijd in hun eigen woning; alleen op sjabbat en de feestdagen kwamen ze naar de eetzaal, waar dan met witte damasten tafellakens gedekt was; het personeel zat bij die gelegenheden op de hoek van de tafels van de kinderen. Zie hoe keurig het tafelzeil ligt: dat deden de kinderen zelf; het stond op stokken in de hoek van de zaal. Pieter – pardon, Daniël – was er heel bedreven in het zeil in één keer over de tafel uit te rollen. Leonard Kasteleyn
- Groepsfoto april of mei 1933 Deze foto is gedateerd door het voorkomen van één van de vier kinderen Gurfunkel, de eerste Duitse vluchtelingen in het weeshuis. Zij zijn gekomen kort na de boycot van Joodse zaken in Hitler-Duitsland, begin april 1933 Mirjam Frenkel, Sally Montezinos, Chelle Leeda, Corrie Frenkel, Esther (Esje) van Santen, David Beem, Onbekend, Esther Appel, Annie Simons, Betsy Wolff. Op de voorgrond op haat fietsje Marga Gurfunkel.
- Groepsfoto april/mei 1933 Onbekend, Onbekend, Jettie Bobbe,Betsy Wolff, Esther Gusfinkel, Estehr van Santen, Onbekend, Annie Simons, Corrie Frenkel, David Beem, Onbekend, Esther Appel, Chelle Leeda. Voor de groep op haat fietsja Marge Gurfunkel.
- Groepsfoto voorjaar 1933 Op de achterste rij v.l.n.r.: Onbekend, Henny Jansen, Hetty de Jong, Sientje Spiro, Hermen Stofkoper, Esther van Santen, Juultje Beem, Esther Appel, Jupie Pront en Sal Porcelijn Op de tweede rij van achter: Pies Cohen, Leo Auerhaan, Mirjam Frenkel, Didia Klein, Bedtsy Wolff, David Beem?? Op de derde rij van achter: Sally Montezinos, Harry Spier, Hans Porcelijn, Corry Frenkel, Louis Limburg Helemaal vooraan: Jetty Bobbe en Reina Segal
- Brief Karel van Santen aan Levisson, 1938 (deel 1)
- Brief Karel van Santen aan Levisson, 1938 (deel 2)
- Brief Esje van Santen aan Levisson, 1938 (deel 1)
- Brief Esje van Santen aan Levisson, 1938 (deel 2)
- Bron Leonard Kasteleyn: Een Joods vluchtelingenkindje van drie jaar, voorjaar 1933 Een Naam en een Gezicht – zo heet het haast ontzagwekkend te noemen project van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork om alle uit Nederland weggevoerde slachtoffers van de Sjoa, de Holocaust, ‘digitaal’ de identiteit terug te geven die Hitler hen had proberen te ontnemen. Een gezicht bij die namen in In memoriam, een foto, een verhaal. Rudi Gurfinkel, Make Gurfinkel, Benjamin, Esther, Ida, Marga Gurfinkel- het waren slechts namen voor me, deze uit Keulen afkomstige kinderen uit één gezin, drie tot veertien jaar oud, die ruim twee maanden in het Joodse weeshuis gewoond hebben. Wie zou zich hen hebben moeten herinneren? Wat er met hen gebeurd is, weet ik niet. Hebben ze de oorlog overleefd? Ze waren op 6 april 1933 naar Leiden gekomen – keurig gadministreerd door de volijverige Leidse vreemdelingenpolitie, daarna opgenomen in het gastvrije Joodse weeshuis. Wacht even: 6 april 1933 – dat is drie dagen na de grote boycot van Joodse zaken in Duitsland, Hitlers eerste anti-Joodse maatregel nadat hij (kort te voren, op 30 januari) aan de macht was gekomen! Een dag na hun komst, dus op 7 april, werd daar de eerste anti-Joodse wet afgekondigd. Dan zitten er al zes Joodse kinderen uit Duitsland in de Roodenburgerstraat. En dan zie ik op een foto van Mimi (ze staat er zelf weer op, het hoofd een beetje afgewend, links achteraan) – een heel klein en niet erg best fotootje – een klein meisje op schoot zitten bij Esther Appel, links vooraan. Rechts van haar op de foto heeft Sientje Spiro een welgedaan mannetje op haar schoot – Herman Rozeveld, één van de zeer weinige Leidenaars in het huis, drie maanden tevoren gekomen, net twee jaar oud. En over Barend Ritmeester, links van dat meisje dat Esther vasthoudt, heeft zich ook een moedertje ontfermd, Juultje Beem; ‘haar’ Barend was misschien net drie geworden, en al ruim een half jaar in Leiden. Maar wie is dat kleine meisje dat strak, een beetje angstig misschien, de lens inkijkt? Na Mieke, die zoals we zagen eind 1929 gekomen was, had het weeshuis jaren achtereen geen kleine meisjes meer opgenomen. Ja, toch eentje, voor twee maanden. Een Duits vluchtelingenkindje, opgejaagd door Hitler: Marga Gurfinkel, op 28 januari 1930 in Keulen geboren. Wat bijzonder dat Mimi net in die twee maanden een foto van het ‘huisgezin’ laat maken. De rest lijkt opeens zo alledaags: de schorten van de jongere kinderen, die ook op de vorige foto zo goed te zien waren; de stofjas die in huis vaak door de oudere jongens gedragen werd, hier door Lodi Cohen, toevallig ook een Leidenaar, de oudere broer van Ies (die op de vorige foto stond), de grote leegte rechts op de achtergrond met uitzicht op de bomen langs de Kanaalweg – al staat er al wel een lantarenpaal wat binnenkort de Thorbeckestraat zal worden; die christelijke kinderjuffrouw weer, bovenaan de kinderpyramide, met rechts van haar – ja, is dat de andere Duitse dienstbode? Wonderlijk. Nog meer namen, tot slot? In het midden, keurig met das, Henny Jansen (die zich later, als haar moeder met een Joodse man hertrouwd is, Henny Behr zal noemen), rechts van haar, met een warrige krullenbol, Jettie Bobbe, vastgehouden door Sally Montezinos achter haar (die twee scheelden nog geen twee weken in leeftijd); de hand op Sally’s schouder is van Hetty de Jong, die naast Mimi staat. Helemaal vooraan zit Didia; rechts achter dikke Herman Esje van Santen. De drie anderen zijn te slecht zichtbaar.
- Karel van Santen, 1939. Karel van Santen is opgeroepen voor militaire dienst en gelegerd in Noordwijk. Op deze foto staat hij derde van links.