Toespraak over het Joods Weeshuis in Leiden

Toespraak bij de bijeenkomst voorafgaande aan de plaatsing van Stolpersteine bij het Joods Weeshuis in Leiden op 14 juni 2023.

 

Mijn naam is Barbera Bikker en namens de Stichting Herdenking Jodenvervolging Leiden heb ik de eer om kort iets te vertellen over het Joods Weeshuis in Leiden.

onderzoekers

Na de oorlog bleef het lange tijd stil over de geschiedenis van het weeshuis, maar inmiddels is er heel veel over bekend.

In de jaren ’70 onderzochten de journalisten Martin Uitvlugt en Gerard Kerkvliet deze geschiedenis.  Na hun publicatie bleef het weer een poos stil. Vanaf de jaren ’80 groeide de aandacht en waren er verschillende onderzoekers en publicaties. Ik noem een aantal namen:

  • meneer Zegveld. Hij maakte een overzicht van alle administratieve gegevens van de kinderen
  • Leonard Kasteleyn (hier aanwezig). Hij deed ook veel onderzoek en verzorgde de publicatie Vervolging en bescherming, joden in Leiden en omgeving 1933-1945, in het kader van de gelijknamige tentoonstelling in museum de Lakenhal in Leiden.
  • Mien Stam-van der Staaij, jeugdvriendin van Lotte Adler. Zij schreef het boekje ‘Lotte’, ook in het kader van de zojuist genoemde tentoonstelling. Lotte is het bekendste gezicht geworden van het Joods Weeshuis.
  • Frans Hoek. Hij maakte een website over het Joods Weeshuis.
  • En als laatste noem ik Jaap Focke, hij kan tot zijn spijt hier niet aanwezig zijn vandaag. Jaap deed veel vervolgonderzoek in de afgelopen vijftien jaar en hij schreef een monumentaal boek onder de naam Machseh Lajesoumim. Het boek verscheen in 2021. Ook voor deze toespraak heb ik er gebruik van gemaakt.

datum

Het is niet toevallig dat we deze steenplaatsing hebben georganiseerd in deze week. Toch is de meest bekende datum van de geschiedenis van het Joods Weeshuis 17 maart 1943. Op die dag werden alle kinderen en hun verzorgers weggevoerd naar Westerbork. We gaan echter voor meer kinderen stenen plaatsen en daarom hebben we gekozen voor een andere datum van historische betekenis.

Op 18 juni 1929 werd het gebouw van het Centraal-Israëlitisch Wees- en Doorgangshuis ‘Machseh Lajesoumim’ aan de Roodenburgerstraat geopend. De kinderen en verzorgers waren er een week eerder naar toe verhuisd, 11 juni 1929. Precies een jaar daarvoor, op 11 juni 1928 was de bouw begonnen. En de vier hoekstenen werden door vier kinderen van bouwcommissieleden geplaatst op 18 juni 1928. Twee keer 11 juni en twee keer 18 juni. Vandaar dat we op deze week zijn uitgekomen.

oprichting

De eerste opening van het Weeshuis Machseh Lajesoumim in Leiden was op 19 mei 1890, Nieuwsteeg 4. Het Hebreeuwse Machseh Lajesoumim betekent letterlijk ‘schuilplaats voor wezen’. Er waren in Nederland al diverse wees- en doorgangshuizen voor kinderen met een Joodse achtergrond, maar daar werden kinderen pas toegelaten vanaf de leeftijd van zes jaar. Het weeshuis in Leiden werd speciaal opgericht om jongere kinderen op te kunnen vangen. En zij konden dan eventueel doorstromen naar een andere locatie als ze zes jaar oud waren, wat overigens in de praktijk betrekkelijk weinig gebeurde.

Men begon dus aan de Nieuwsteeg 4, maar daar verbleef men maar kort. Na een jaar, in 1891, betrok men een pand aan de Stille Rijn. Dit gebouw was nogal gebrekkig en in 1903 kocht men een stuk grond aan de Roodenburgerstraat. Financieel beschikte het bestuur eerst nog onvoldoende middelen, pas na 25 jaar kon begonnen worden met de bouw.

In het Leidsch Dagblad stond op 19 juni 1929 een paginagroot artikel ter gelegenheid van de feestelijke opening van het gebouw aan de Roodenburgerstraat. De architect van het gebouw was Bernard Buurman, hij woonde recht tegenover het pand, aan de bouwstijl is het niet te missen, kijkt u straks maar even naar de overkant van de straat als we daar staan.

het leven

Op één uitzondering na woonden er geen volle wezen in het weeshuis. Een deel van de kinderen was halfwees vanwege een overleden moeder of een overleden vader. Maar er was soms ook sprake van een zieke moeder of een zieke vader. Of ouders die gescheiden waren. Of een alleenstaande moeder.

Vanaf 1933 kwamen er ook vluchtelingenkinderen in het weeshuis, met name uit Duitsland en Polen. Sommige ouders waren meegevlucht en plaatsten de kinderen tijdelijk in het weeshuis terwijl ze zelf hun nieuwe leefsituatie moesten organiseren. Er waren ook diverse kinderen die bijvoorbeeld met de Kindertransporten naar Nederland waren gekomen zonder hun ouders.

In de periode 1929 tot en met 1943 hebben er zo’n 170 kinderen gewoond, sommige heel kort, anderen enkele jaren tot nog veel langer. Ongeveer 30 van deze kinderen heeft er meer dan tien jaar gewoond en vijf van hen zelfs meer dan vijftien jaar. Het weeshuis was bedoeld voor kinderen tot maximaal 18 jaar oud. De directeur Nathan Italie zocht een passende vervolgplaats voor de kinderen die 18 werden.

Het was voor die tijd een modern weeshuis. De kinderen droegen bijvoorbeeld geen schoolkostuum en ondanks de bouwtekeningen werden de speelruimtes voor jongens en meisjes niet gescheiden.

Het joodse geloof had ook een belangrijke plaats in het huis. Aan de achterzijde was een mooie erker gebouwd en bij Soekot, het Loofhuttenfeest, kon het dak daarvan worden opgetild zodat de sterren te zien waren.

In een brief van overlevende Hans Kloosterman, dat hij schreef aan Leonard Kasteleyn ruim twintig jaar geleden lezen we dat de kinderen ouder dan 13 jaar op maandag zakgeld kregen van mevrouw Italie, de vrouw van directeur Italie. En Hans Kloosterman schrijft daar verder over: ”We mochten met ons zakgeld doen wat we wilden. Natuurlijk was er meestal 3 cent voor een postzegel, om een brief naar mijn moeder te sturen en dan was er 2 cent over, om 2 ijsjes te kopen. Dat was natuurlijk toen ik nog maar 5 cent zakgeld kreeg.”

Voor veel van de kinderen voelden de bewoners van het Weeshuis als hun familie. Hans schrijft in een van zijn brieven: ‘we waren broers en zusters; een grote familie’.

Route

De meesten van de kinderen gingen naar de lagere school aan de Langebrug, dat is hier vlakbij. We lopen straks voor een groot deel de route die de kinderen op schooldagen liepen.

Toen joodse kinderen vanaf de zomervakantie van 1941 niet meer naar de reguliere scholen mochten kwam er een joodse school aan de Pieterskerkchoorsteeg, ook niet ver hier vandaan.

We lopen straks ook langs de synagoge aan het Levendaal. De sjoel was natuurlijk een belangrijk gebouw in het leven van de bewoners van het Weeshuis. Behalve op sjabbat en feestdagen gingen de kinderen zeker twee keer per week naar sjoel.

Er zijn diverse zaken in het straatbeeld gewijzigd in de afgelopen 80 jaar. Toch geeft de wandeling zo meteen een goede indruk van een wandeling die vaak door de kinderen werd gelopen.

einde

In 1943 kwam na bijna 53 jaar een bitter einde aan het Joods Weeshuis in Leiden. De plek die een schuilplaats had moeten zijn werd ontruimd op 17 maart 1943.

Met de stenen brengen we de namen terug in onze stad op de plaats waar ze woonden. We vertellen hun verhalen omdat hun levens waardevol waren. Zij mogen niet vergeten worden.

afronding

Ik kan u maar een fractie vertellen nu en ik moet het hierbij laten. Straks bij de plaatsingen van de Stolpersteine zal over de levens van hen voor wie we een steen plaatsen iets verteld worden.

Bedankt voor uw aandacht.