vorige naam / volgende naam / namenlijst
Deze pagina wordt momenteel geredigeerd. Correcties en aanvullingen kunt u melden aan de redactie, via webmaster@herdenkingleiden.nl
Didia Klein
12-05-1925 Parijs
06-05-2001 Bergen Noord-Holland
Weeshuisperiode:
10-02-1930 – 17-3-1943
Vader: Onbekend
Moeder:
Elisabeth Marianne Klein
22-07-1887 Den Helder (30 of 31-11 of 12-1924 ambtshalve in Parijs en 29-11-1925 terug uit Parijs).
Didia werd op vijfjarige leeftijd in het Joods Weeshuis in Leiden geplaatst. Na de lagere school ging ze naar de ULO waar ze in dezelfde klas zat als Corrie Frenkel. Ze staat op diverse foto’s van de jongeren uit het weeshuis, en kijkt zelfverzekerd de camera in.
Na de ULO werd ze verkoopster bij de bekende joodse modeketen Gerzon, op de Breestraat. Toen de winkel in 1941 op last van de bezetter moest sluiten, werd ze officieel assistente van de linnenkamer van het Weeshuis, zodat ze toch nog een baantje had.
Op 17 maart 1943 werd ze samen met de andere kinderen en jongeren en de personeelsleden door de Leidse politie uit het weeshuis gehaald, en op de trein naar Westerbork gezet. Op 23 maart moesten 25 kinderen van het weeshuis op transport naar Sobibor, samen met hun begeleiders. Volgens Harry Spier, die op die dag een briefkaart stuurde aan buurman Stoffels, had Didia Klein samen met Jet Mogendorff de leiding over de achterblijvers. ‘Didia Klein is reuzebruin geworden van het werk op de heide’, schreef Jet Mogendorff op 19 april in een andere brief.
Op 2 mei schreef Didia zelf een brief aan de heer Stoffels, om ‘even te berichten’ dat de meisjes Mogendorff vertrokken waren. ‘Ze waren erg flink en hebben tot het laatst toe voor alles gezorgd. We zijn nog maar met een paar over. ..Ik zelf verhuis van de week nog naar een andere barak.’ Uit de spullen die ze vroeg blijkt dat ze haar uiterlijke verzorging, ondanks de omstandigheden, serieus nam. In haar lijstje staan onder andere een paar blouses, een paar zomerjurken, 2 of 5 paar sokjes, een jarretelgordel, een nagelborstel, een haarborstel en shampoo. ‘Misschien kunt u alles naar barak 64 sturen, naar de jongens, daar het anders met de verhuizing in de war loopt….. Ik heb U helemaal vergeten te schrijven dat Sally Montezinos ook vertrokken is, gelijk met de familie Mogendorff. Ze zijn vol goeden moed gegaan.’ (Didia Klein, 2 mei 1943)
Zeven dagen later trad Didia in het huwelijk met Heinz Cahn (29.08.1920, Kerkrade), een musicus uit het kamporkest. Het huwelijk kan uit opportunisme zijn gesloten, omdat leden van het kamporkest in die periode nog niet op transport hoefden. Er kan ook liefde in het spel geweest zijn, of een combinatie van beide. Verliefdheid was in het kamp een thema, getuige de ‘Westerbork Serenade’ van het in die tijd populaire duo Johnny & Jones. Er werd in Westerbork wel vaker getrouwd.
‘U zal wel denken, die laat ons netjes in de steek’, schreef Didia op 9 september 1943 aan buurman Stoffels. ‘Nee hoor, dat is helemaal niet het geval. We hebben het de laatste maanden zo druk gehad, dat ik telkens mijn schrijfbeurt voorbij heb laten gaan.’ Didia was samen met de kleine Mindel Färber als enige van de Leidse weeshuisbewoners nog in kamp Westerbork aanwezig. ‘Het zal dan ook wel de laatste keer zijn dat u iets van mij hoort, want denkelijk reizen we spoedig af.’
Met het eerstvolgende transport, op dinsdag 21 september 1943, werd Didia samen met haar man Heinz naar het concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz gedeporteerd. Daar kwam ze, net als andere jonge vrouwen uit haar transport, terecht in de beruchte Barak 10. De vrouwen uit Barak 10 werden proefpersonen in medische experimenten, waar ze verminkt en onvruchtbaar uit kwamen. Haar man Heinz werd gedwongen om executies in het kamp van muzikale begeleiding te voorzien. Op 17 januari 1945 werden alle gevangenen die nog konden lopen in dodenmarsen naar het westen gejaagd, omdat het Rode (bevrijdings-)Leger het kamp dicht naderde. Didia kwam na 2 dagen lopen aan in het vrouwenkamp Ravensbrück. Op 1 april arriveerde ze in kamp Buchenwald, waar ze op 25 april 1945 werd bevrijd.
Didia Klein en Mindel Färber zijn de enigen van de weeshuisbewoners die op 17 maart 1943 werden opgepakt, die de concentratie- en vernietingskampen hebben overleefd.
Na haar repatriëring in juni ’45 werd Didia opgevangen in kasteel Eerde bij Ommen. Ze had geen huis en geen familie of vrienden om naar terug te keren en moest zichzelf opnieuw uitvinden. Ze dacht aan beginnen op de kunstnijverheidsschool in Amsterdam, zo blijkt uit een brief die zij op 19 juli stuurde aan ene juffrouw Burgerhout in Leiden. ‘Als u dit leest, zult u natuurlijk niet weten, wie de persoon is die dit schrijft. Ik wil me dan ook eerst even voorstellen: Didia Klein. Misschien herinnert u zich mij nog. Ik ben bij mevrouw Blitz van de Zoeterwoudsesingel in de leer geweest, zoals men dat dan met een fatsoenlijk Hollands woord uitdrukt. Ik heb 2,5 jaar in het concentratie-kamp gezeten en ik kan u heel wat staaltjes vertellen over die smeerlappen, die nu misschien in de zon liggen te bakken. Maar dat doe ik liever mondeling. Hoe is het met de andere mensen uit Leiden? Zijn er nog terug gekomen? Ik heb zo’n idee dat ik zowat de enige overlevende ben, van de mensen die weggehaald zijn. Voor de familie Blitz heb ik niet veel hoop, ik denk wel dat men die meteen het gas in gestopt heeft. U zult wel denken, wat schrijft ze dat alles bruusk, maar daar moet u zich maar niets van aantrekken.’ Didia schreef verder dat juffrouw Burgerhout nog wat spullen van haar had. Ze hoopte ook wat kleding te kunnen krijgen uit het weeshuis, die volgens haar voor terugkeerders bewaard zou worden door buurman Stoffels. Alleen het adres van Stoffels was ze kwijt, beweerde ze. Het openbaar vervoer lag nog plat, maar als er eens een auto zou gaan, dan zou ze graag willen komen, ‘maar ja, dan zit je ook weer met onderdak. Ik denk wel, ik mag wel zeggen, ik weet wel haast zeker, dat ik bij U terecht zou kunnen komen, maar ja, dat zou natuurlijk eerst afgesproken moeten worden. U zult mij wel heel erg vrijpostig vinden, dat ik u schrijf, maar we zijn een beetje bruusk geworden in het Lager. Bericht u alle bekenden dat ik terug ben gekomen.’
Documenten:
Huwelijksakte 10 mei 1943 Ook Heinz overleefde de kampen. In oktober 1945 lieten hij en Didia hun huwelijk ontbinden (Zie kantlijn huwelijksakte)
Brief aan familie Stoffels, van 2 mei 1943 (NIOD-archief)
Briefkaart aan de familie Stoffels, 9 september 1943 (NIOD-archief)
Brief aan juffrouw Burgerhout, 19 juli 1945 (archief fam. Stoffels)
Joodse Raad – registratiekaarten van Didia Klein
Foto’s van Didia Klein:
Didia Klein 1942
Didia Klein, begin jaren ’40
Eind jaren ’30/begin jaren ’40 Didia Klein zit op de voorste rij, uiterst rechts. Naast haar zitten Jetty Bobbe en Fanny Günsberg. Tussenin: Frieda Lichtenbaum
Op de achterste rij: Hans Kloosterman, Bram Degen en Hans Porcelijn
Augustus 1939 In het midden Didia Klein met Melna Fleurima op haar heup. Links Hans Porcelijn. Rechts Corry Frenkel met Louis Fleurima. (Foto-album Lotte Adler)
Uitje met de Joodse jeugdvereniging ‘Misjmar Hajardeen*’ (aug. 1939) . Didia zit op de brugleuning, derde van rechts. *de meest waarschijnlijke spelling
Didia Klein, 1938
Brief Didia Klein t.g.v. jubileum regent Levisson, 1938
Achterzijde weeshuis, 1932. Didia staat op de derde rij van achteren, de vierde van links. (Bron: Pieter de Vries)
Voorjaar 1933. Didia zit helemaal vooraan (Bron: Leonard Kasteleyn)
Voorjaar 1933 Didia klein is vierde van links op de tweede rij.
Didia Klein, links vooraan. Voorjaar 1932.
Uit het album van Lotte Adler, Didia staat in het midden achteraan. Aug/sep 1939