Stolpersteine
volgende stenen
Inhoud van deze pagina:
- Plaatsing Stolpersteine 6 november 2024
- Toespraak bij deze plaatsing
- Biografie
- Links
Plaatsing Stolpersteine 6 november 2024
Op 6 november 2024 werd een Stolperstein geplaatst bij Van ’t Hoffstraat 11 voor:
Sientje Barnstijn-van den Berg, geboren op 29 april 1876 te Rotterdam, gedeporteerd uit Westerbork op 23 maart 1943 naar Sobibor, vermoord op 26 maart 1943 te Sobibor.
Sientje Barnsteijn-van den Berg
De steen voor Sientje Barnstijn-van den Berg werd geplaatst door Dennis Coelingh, een van haar achterkleinkinderen
Toespraak, voorgelezen door Dennis Coelingh (achterkleinkind)
De toespraak was geschreven door de moeder van Dennis, zij kon er helaas niet bij aanwezig zijn
Sientje van den Berg is op 29 april 1876 geboren in Rotterdam. Haar ouders woonden aan het Steiger, aan één van de binnenhavens van de stad. Haar vader was spiegelfabrikant en had een mooie winkel. Hij overleed vrij jong. Haar broer Salomon nam het bedrijf toen over.
Op 17 juli 1902 is ze 26 jaar oud. Ze trouwt met de één jaar oudere Mourits Barnstijn. In september van dat jaar vertrekt het stel naar Nederlands Indië. Mourits zal daar officier worden in het Nederlands-Indische leger. Vanuit Marseille varen ze via het Suezkanaal naar de oost. Sientje vertelt in haar brieven uitgebreid over al haar belevenissen. Onder de passagiers is een heel muziekgezelschap. Met hen zingt Sientje onder andere ‘Vater Unser’ van Krebs, waar ze zoals ze schrijft “bijzonder veel applaus” voor krijgt. Blijkbaar heeft ze een mooie stem. In haar hut brengt ze ook de sabbatavond door “met lezen en een lekkere thee”.
Mourits en Sientje wonen op verschillende plekken in Indië, eerst op Java, later in Sumatra. Vanuit Indië zal Sientje haar moeder vaak schrijven, een heel persoonlijk verslag van al haar ervaringen. In de loop van enkele jaren krijgen ze drie kinderen: Aletta, Simon en Gustaaf. Met Mourits gaat het goed. Hij werkt zich langzaam maar zeker op tot civiel-gezaghebber, de laatste jaren in het oosten van Sumatra. Daar runt Sientje het huishouden met alle Indische hulpen, en geeft ze les aan de kinderen. Ze hebben het goed, maar Sientje vindt het wel moeilijk dat er zo weinig Europeanen in de omgeving zijn, zo schrijft ze haar moeder.
In september 1911 slaat echter het noodlot toe. In juli 1911 kwam Mourits in aanraking met een man met cholera. Mourits werd zelf ziek en is een paar dagen daarna overleden, op 27 juli 1911. Hij is zoals toen de gewoonte was snel begraven, op Sumatra, in Labouan Bilik.
Van het leger kreeg Sientje een heel erg klein pensioentje, te weinig om van te kunnen leven. Voor Sientje was het de beste optie om met de kinderen direct naar Nederland te gaan. Ze schrijft haar moeder: “Ik kom eerst naar Holland om bij U troost te vinden en de kinderen op scholen te doen en daarna voor broodwinning te zorgen. [. . .] Vrees niet, ik ben jong genoeg om voor de kinders te werken.”
Waarschijnlijk heeft ze aanvankelijk met de kinderen bij haar moeder gewoond, of bij haar broer Salomon. Ze had haar moeder al eerder geschreven dat ze zich niet geschikt achtte als pensionhoudster, maar dat is toch wat ze uiteindelijk zal worden. Na veel omzwervingen, via Rotterdam, Kampen, Alkmaar, Den Haag en Oegstgeest komt ze in Leiden te wonen.
Uit alles blijkt dat Sientje en haar gezin het niet makkelijk hebben gehad. Ze moest uit armoe vaak verhuizen. Toch gaat het met de kinderen goed. In 1928 haalt Simon zijn doctoraal examen in Indisch Recht aan de Universiteit Leiden. In januari 1929 trouwt hij met Antonette Hartsuijker. Aletta wordt ziekenverpleegster en trouwt later dat jaar met Jan Coelingh.
Samen met Gustaaf en zijn toekomstige vrouw komt Sientje in 1936 in Leiden, naar de Van ’t Hoffstraat 11 in Leiden. Sientje is dan 61 jaar oud. Sientje had een aantal jaren eerder afstand genomen van haar Joodse achtergrond. Maar nu, na het begin van de Duitse bezetting, moet zij net als Guus een gele ster dragen, ook al had ze een bewijs dat ze niet tot de “Israëlitische Kerk” behoorde. Op 23 juni 42 wordt Guus opgepakt omdat hij zonder ster en in een éénrichting straat de verkeerde kant inreed. Later blijkt dat hij als één van de eerste Joden uit Leiden is afgevoerd en vermoord.
Op 17 maart 1943 wordt Sientje gearresteerd en naar het station gebracht. Vandaar schrijft zij aan haar dochter dat ze in de wachtkamer zit om naar Westerbork te gaan. “Er gaan veel menschen tegelijk met mij weg. Groet allen nog van mij en lieveling blijft sterk.” Vanuit het kamp probeert ze nog te regelen dat het pensioentje nu aan haar dochter wordt uitgekeerd. Ze bleef tot op het laatst zorgzaam.
Op 24 maart 1943 schrijft dochter Aletta aan haar moeder met de vraag of ze nog iets nodig heeft. Die kaart wordt naar Aletta teruggestuurd. Sientje is dan al weggevoerd, met het transport van 23 maart. Drie dagen later, op 26 maart 1943, is zij, bijna 67 jaar oud, vermoord in Sobibor.
Aletta en Simon zullen de oorlog overleven.
Biografie van Sientje Barnstijn-van den Berg
door Pieter Schrijnen
Sientje van den Berg is op 29 april 1876 thuis geboren in Rotterdam. Haar ouders woonden aan het Steiger nr. 8, vlak bij de grote markt van Rotterdam. Haar vader was spiegelfabrikant en had een winkel aan het Steiger. Hij overleed vrij jong. Haar broer Salomon nam het bedrijf toen over. Haar moeder was zoals dat heet ‘zonder beroep’, vermoedelijk zorgde zij voor het gezin en werkte ze mee in de zaak. Sientje woont middenin de stad, aan één van de binnenhavens. Daar zal ze de vele schepen die Rotterdam aandeden hebben kunnen zien.
De geboorteakte van Sientje van den Berg – gemeentearchief Rotterdam
Gezicht op Het Steiger, rond 1860. Op de voorgrond de Erasmusmarkt – gemeentearchief Rotterdam
Op 17 juli 1902 is ze 26 jaar oud. Ze trouwt met de één jaar oudere Mourits Barnstijn. Mourits komt uit Groningen. Zijn vader was daar wapenhandelaar, zijn moeder ook weer ‘zonder beroep’. Mourits is dan tweede luitenant der infanterie bij het Oost-Indisch leger.
Huwelijksakte Mourits en Sientje – gemeentearchief Rotterdam
Trouwfoto van Sientje en Mourits
Naar Indië
In september van dat jaar vertrekt het stel naar Nederlands Indië. Mourits zal daar officier worden in het Nederlands-Indische leger. Vanuit Marseille varen ze via het Suezkanaal naar de oost. Sientje vertelt in haar brieven uitgebreid over al haar belevenissen. Zo schrijft ze dat ze in de hut haar liederen oefent. Onder de passagiers is een heel muziekgezelschap. Met hen zingt Sientje onder andere ‘Vater Unser’ van Krebs, waar ze zoals ze schrijft “bijzonder veel applaus” voor krijgt. Blijkbaar heeft ze een mooie stem. In haar hut brengt ze ook de sabbatavond door “met lezen en een lekkere thee”.
Mourits en Sientje wonen op verschillende plekken in Indië, eerst op Java, later in Sumatra. Vanuit Indië zal Sientje haar moeder vaak schrijven, een heel persoonlijk verslag van al haar ervaringen. Ze ondertekent de brieven met ‘Uw kind’, of ‘Mop’ of ‘Sita’. Op 25 mei 1903 schrijft ze haar moeder dat ze tot haar eigen verrassing zwanger is. In de loop van enkele jaren krijgen ze drie kinderen: Aletta, Simon en Gustaaf. Met Mourits gaat het goed. Hij werkt zich langzaam maar zeker op tot civiel-gezaghebber, de laatste jaren in het oosten van Sumatra. Daar runt Sientje het huishouden met alle Indische hulpen, en geeft ze les aan de kinderen. Ze hebben het goed, maar Sientje vindt het wel moeilijk dat er zo weinig Europeanen in de omgeving zijn, zo schrijft ze haar moeder.
In september 1911 zou het gezin voor verlof naar Nederland komen. De koffers waren al gepakt. Dan slaat echter het noodlot toe. In juli 1911 werd Mourits bij een opium kwestie geroepen. Hij kwam in aanraking met een zieke man die enige uren later overleed aan de cholera. Mourits werd zelf ook ziek en is een paar dagen daarna overleden, op 27 juli 1911. Hij is zoals toen de gewoonte was snel begraven, op Sumatra, in Labouan Bilik.
In het leger zat het zo dat als één van de ouders kwamen te overlijden, de kinderen wezen werden. Dan nam het gouvernement/leger de verzorging over, en werden de kinderen bij de overlevende ouder weggehaald en in een weeshuis gestopt. Ze kregen dan een opleiding, de jongens in het leger, de meisjes in een dienstje. Voor Sientje was het de beste optie om met de kinderen direct naar Nederland te gaan.
Ze schrijft haar moeder: “Ik kom eerst naar Holland om bij U troost te vinden en de kinderen op scholen te doen en daarna voor broodwinning te zorgen. [. . .] Vrees niet, ik ben jong genoeg om voor de kinders te werken.” De halfbroer van Sientje, Louis van den Berg, heeft Sientje geholpen aan een plaats op de Koning Willem 1. Op 24 augustus vertrekken ze van Batavia naar Genua. Vandaar reisden ze per trein door naar Rotterdam.
Terug in Holland
Waarschijnlijk heeft ze aanvankelijk met de kinderen bij haar moeder gewoond, of bij haar broer Salomon. Daarna doet ze nogal wat adressen aan voordat ze in Leiden komt te wonen. Ze had haar moeder al eerder geschreven dat ze zich niet geschikt achtte als pensionhoudster, maar dat is toch wat ze uiteindelijk zal worden.
Vanuit Kampen, waar ze heeft geprobeerd als ‘correspondent van de Nationale Credietvereeniging’ een inkomen te genereren. Maar dat heeft niet mogen duren.
Uit de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant, 21-06-1917
Op 17-9-1920 wordt ze met twee van haar kinderen ingeschreven in het bevolkingsregister van Bergen, op de Kruisweg 17. Zij is dan zoals ook in later jaren ‘zonder beroep’. Haar vorige woonplaats was volgens dat register een adres in Alkmaar. Op 18-7-1921 sluit dochter Aletta aan. Aletta werkt dan als kantoorbediende bij de Post. Zoon Simon vertrekt 13-9-21 naar de cadettenschool, in het spoor van zijn vader. Op 26-8-1921 is er weer een registratie in Bergen, in het notarieel archief is een ‘borgstelling’ genoteerd.
Uit het notarieel archief van Notaris Van Riet
Uit alles blijkt dat Sientje en haar gezin het niet makkelijk hebben gehad. Ze verhuist vaak, na Kampen, Bergen en Alkmaar verhuist ze begin 1924 naar Leiden, naar de Heerenstraat 6. Op 15-7-1926 meldt het Leidsch Dagblad dat Sientje weer vertrokken is, naar Scheveningen. Op de persoonskaart van Guus van de gemeente Den Haag staan vanaf 1926 een veertiental verschillende adressen aangegeven. Waarschijnlijk woonde ook Sientje op deze adressen en verhuisden ze samen van het ene huis naar het andere. In die tijd was het zo, dat men na een verhuizing de eerste maand geen huur hoefde te betalen. In 1931 en in 1934 blijkt over haar een faillissement te zijn uitgesproken door de Haagsche rechtbank. Een paar maanden later wordt het faillissement weer opgeheven. Wellicht verhuisden ze daarom zo vaak.
Toch gaat het met de kinderen goed. In 1928 haalt Simon zijn doctoraal examen in Indisch Recht aan de Universiteit Leiden. (Haagsche Courant, 2 oktober 1928). In januari 1929 trouwt hij met Antonette Hartsuijker. Aletta wordt ziekenverpleegster en trouwt later dat jaar met Jan Coelingh. Ondanks de armoede vinden Simon en Aletta blijkbaar hun weg. Sientje heeft hen toch goed kunnen ondersteunen.
Op de Haagse persoonskaart van Gustaaf staat dat hij op 31-3-1936 naar Oegstgeest vertrekt. Op 7-1-1938 bericht het Leidsch Dagblad dat het gezin uit Oegstgeest vertrekt, van de Kempenaerstraat naar de Van ’t Hoffstraat 11 in Leiden. Sientje is dan 61 jaar oud. De toekomstige vrouw van Guus, Ilselotte Lenselink, verhuist al mee.
In 1939 trouwt Guus met haar. Ze blijven voorlopig wel bij Sientje wonen. Guus geeft bijles om wat geld te verdienen en is bezig een opleiding te volgen als dierenverzorger. Als hij die afrondt kan hij een praktijk als dierenverzorger beginnen aan de Lange Mare in Leiden.
De oorlogsjaren
In Leiden blijft Sientje nu op de Van ’t Hoffstraat wonen. In het begin van de oorlog hebben Sientje en haar dochter Letty (Aletta Betsy) een briefwisseling over hun leven in oorlogstijd. Sientje had een aantal jaren eerder afstand genomen van haar Joodse achtergrond. Nu schrijft ze, in de oorlogsomstandigheden, dat ze moest bewijzen dat ze niet tot de “Israëlitische Kerk” behoorde en kreeg een bewijs mee! Ze beschrijft ook de algemene sfeer: er waren veel bombardementen en de soldaten liepen door de straten. In april 1942 hoorde Sientje dat er steeds meer Joden weggehaald werden.
Op 2 mei 1942 schrijft Sientje aan haar dochter dat zij en haar zoon Guus de gele ster hebben opgehaald. Blijkbaar heeft de verklaring dat ze niet meer tot de Israëlitische kerk behoort niet geholpen. En op 23 juni 42 wordt Guus opgepakt omdat hij zonder ster en in een éénrichting straat de verkeerde kant inreed. Waar hij naar toe is vervoerd is op dat moment niet bekend en wordt niet tegen Ilselotte en Sientje verteld. Later blijkt dat hij als één van de eerste Joden uit Leiden is afgevoerd en vermoord.
En op 17 maart 1943 wordt Sientje gearresteerd en naar het station gebracht. Vandaar schrijft zij aan haar dochter dat ze in de wachtkamer zit om naar Westerbork te gaan. “Er gaan veel menschen tegelijk met mij weg. Groet allen nog van mij en lieveling blijft sterk.”
Daarna komt nog een brief vanuit “Lager Westerbork, barak 68, bed 12”. Ze mogen maar één brief in de 14 dagen schrijven en de brief is ook bedoeld voor de andere familieleden. Vanuit het kamp probeert ze te regelen dat het pensioentje nu aan haar dochter wordt uitgekeerd.
Op 22 maart schrijft dochter Aletta aan haar moeder: “Eindelijk weet ik waar U zich bevindt. Hopelijk alles goed.” Op 24 maart schrijft Aletta nog aan haar moeder met de vraag of ze nog iets nodig heeft. Beide kaarten worden aan Aletta teruggestuurd. Sientje is dan al weggevoerd, met het transport van 23 maart. Drie dagen later, op 26 maart 1943, is zij, bijna 67 jaar oud, vermoord in Sobibor.
Aletta en Simon zullen de oorlog overleven.
Bronnen
Gemeentearchief Rotterdam
Passagierslijsten Oost-Indië 1889-1940 (bootreizen Batavia/Indonesië)
Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant, 21-06-1917
Nieuw Israelietisch weekblad van 14-02-1919
Bevolkingsregister van Bergen
Notarieel archief van Notaris Van Riet, Bergen
Gemeentearchief van Den Haag
Leidsch Dagblad 21-12-1924, 15-7-1926, 7-1-1938, 11-1-1938 (via Delpher)
Haagsche Courant van 2-10-1928, 20-4-1934 (via Delpher)
Brieven en foto uit het archief van de familie Barnstijn
Kamp Westerbork
Illustraties bij de biografie:
Huwelijksakten Simon en Aletta, Gemeentearchief van Den Haag
Persoonskaart Gustaaf, Gemeentearchief van Den Haag
Briefje uit de wachtkamer van station Leiden
Eerste briefkaart van Aletta naar Westerbork
Briefkaart van Aletta naar Westerbork, retour afzender gestuurd
Links
Joodsmonument.nl: Sientje Barnstijn-van den Berg
Leiden4045: Sientje Barnstijn-van den Berg
De Stichting dankt de gemeente Leiden, de Lorentzschool in Leiden, de particulieren (de aanwezigen en zij die financiële steun gaven) voor het steunen en mede mogelijk maken van deze plechtigheid.