Toespraken vooraf bij Stolpersteine 13 maart 2024

1 Toespraak Pieter Schrijnen

2 Toespraak Gesineke Veerman

 


1 Toespraak Pieter Schrijnen – Welkom 13 maart
(wegens griep van Pieter uitgesproken door een ander werkgroeplid)

Welkom aan iedereen hier in deze school, de Sint Josephschool. Dank voor jullie gastvrijheid! 

Mijn naam is Pieter Schrijnen, ik ben voorzitter van de Werkgroep die de plaatsing van de Stolpersteine in Leiden sinds 2022 organiseert. Ik zal u door deze middag leiden. Ik houd nu een kort praatje. Daarna zal Gesineke Veerman enkele woorden spreken. Dan lopen we samen zes adressen langs, waar we voor 16 mensen een Stolperstein plaatsen. 

In heel Leiden zal onze werkgroep rond de 300 Stolpersteine plaatsen. Dat doen we buurt voor buurt. Dit is de eerste in een serie plaatsingen in de Burgemeesters- en Professorenwijk.

Wat mooi dat we hier samen kunnen zijn, in dit voorjaar, in het begin van deze lente. We hebben elkaar nodig. De geschiedenissen waar we vandaag over spreken zijn zo heftig, dat kun je niet alleen dragen. Dat moeten we samen doen. 

Welcome to you all, travelling all the way from the United States and from Israel. Welkom aan alle gasten uit Nederland, aan de bewoners uit deze buurt, aan de vertegenwoordigers van de gemeente, aan alle belangstellenden. Welkom aan de kinderen van de buren van de mensen die zijn weggevoerd. Welkom aan de dochter van een Duits meisje dat te gast was in één van deze gezinnen.

Een speciaal welkom aan de mensen die verwant zijn aan Bep Boässon, Henri Coutinho, Victor Bloemkoper, Jetje Bloemkoper-den Hartog en hun kinderen Jacob, Elias, Roza Marianne en Abraham, Louis van Tijn, Rachel van Tijn-Lubinski en hun kinderen Esther en Izaak, Bertha Vles-Marx en Simon Erich Vles, Hedwig Stern en Günther Wallbach. 

Het zijn veel namen. Maar het is nooit te veel, omdat iedere naam genoemd moet worden. Tachtig jaar geleden mochten zij niet leven. Deze kinderen mochten niet al huppelend de straat op. De volwassenen mochten hun werk als onderwijzer, veearts, student, scheikundige, secretaresse, voorzanger niet doen. Ze mochten niet de zorg voor hun gezin hebben als moeder of vader. In de ogen van anderen verloren zij hun menselijke waardigheid. In de ogen van anderen verloren zij hun vrijheid, hun recht van bestaan.

Hun lot kunnen we niet ongedaan maken, maar we kunnen wel met liefde en respect over hen spreken. Daarom noemen we hun namen. 

We doen dat voor hen, voor hun verwanten, voor de huidige bewoners van deze huizen, voor de buurtgenoten. 

We doen dat ook voor ons zelf. Wie zijn eigen geschiedenis niet begrijpt, die zal dezelfde fouten blijven maken. Dit is niet alleen de geschiedenis van de mensen die we vandaag gedenken. Het is niet alleen de geschiedenis van hun verwanten. Het is niet alleen de geschiedenis van Joodse mensen. Het is de geschiedenis van ons allemaal. 

We doen het om te kunnen begrijpen hoe het in godsnaam mogelijk was dat mensen zo werden buitengesloten, dat leidende figuren in de samenleving anderen zo sterk konden ontmenselijken, zonder dat daar een halt aan werd toegeroepen. De weinigen die toen wel opkwamen voor de menselijkheid van elk van ons, die waren erg eenzaam. We mogen nu degenen die voor humaniteit en gelijkwaardigheid van eenieder opkomen niet in de steek laten. Dat is een grote, persoonlijke opgave voor elk van ons. Telkens weer, samen.

We kunnen alleen begrijpen wie wíj zijn door naar onze voorouders te kijken, door te luisteren naar hun verhalen, door hun ervaringen tot ons te laten doordringen. Laten we alsjeblieft niet dezelfde fouten maken. Laten we met respect omgaan met mensen die anders zijn dan wij, qua herkomst, religie, kleur, of hoe dan ook. We horen allemaal bij dezelfde familie. En alleen samen met de mensen die we nu niet kennen kunnen we deze wereld tot een plaats maken voor iedereen. Zoals Moeder Theresa ooit zei: “Dat we nu geen vrede hebben, dat komt omdat we vergeten zijn dat we tot één grote familie behoren.”

Dit moeten we niet vergeten. Dit blijft ook voor nu een belangrijke opgave. 

Vandaag richten we ons op Bep, Henri, Victor, Jetje, Jacob, Elias, Roza, Abraham, Louis, Rachel, Esther, Izaak, Bertha, Simon Erich, Hedwig en Günther. 

Zoals gezegd, hun lot kunnen we niet ongedaan maken. Maar hier en nu zullen we hen wel met respect gedenken. 

Wij zullen dadelijk naar de huizen gaan waar zij in vrijheid hebben gewoond. Dan plaatsen we voor elk van hen een Stolperstein. De mannen van de gemeente, Wout en Hennie, hebben dat al voorbereid. Dankzij hen kunnen we de plaatsing met de grootst mogelijke zorgvuldigheid uitvoeren. Vervolgens zullen we telkens kort iets vertellen over hun leven. Na de laatste plaatsing zal Edward Glickman het Kaddish uitspreken. We do appreciate you will do this.

Voor wie wil, we kunnen na afloop nog even bij elkaar komen in de Oud-Katholieke kerk, vlakbij het laatste adres waar we vanmiddag komen.

Dat is de afsluiting van deze middag.

.

2 Toespraak Gesineke Veerman

Vandaag heb ik dit podium beklommen om u een verhaal te vertellen. Het is het verhaal van Ester en Izaak misschien door hun vriendjes wel Es en Ies genoemd, en van Jacob, Eli, Roosje en Abraham, die natuurlijk een koosnaampje had, dat mij ooit is verteld door zijn overbuurmeisje Lyda, en dat ik op dit moment helaas ben vergeten..

Jacob, Eli, Roosje en Abraham woonden op Tiboel Siegenbeekstraat 20, hier in de buurt. Ze speelden graag met de andere kinderen uit de straat, zoals hun overbuurmeisje Lyda (hier aanwezig). Het joodse geloof was belangrijk bij hen thuis. Hun vader was voorzanger in de synagoge, en verzorgde  de vorming van de kinderen van de Joodse Gemeente. Ze zullen vast wel heel precies geweten hebben wie de mensen uit de Hebreeuwse Bijbel zijn, wiens naam zij mochten dragen. Aan de overkant verderop in de straat woonden Ester en Ies (Izaak). Zij hadden mooie steppen waarmee ze over de stoepen crosseten. Hun vader werkte in modehuis Gerzon op de Breestraat. Er bestaat nog een hele mooie foto van Esther met een prachtig matrozenpakje aan, dat haar vader vast uit de winkel had meegenomen. Hun straat lag in een nieuwbouwwijk en telde dus veel kinderen, minstens vijftien. Ze speelden samen in de straat, of bij elkaar thuis. Het liefst gingen ze naar de polder aan het einde van de straat om slootje te springen en te kijken naar de koeien. Op een dag in maart 1943 werden Jacob, Eli, Roosje en Abraham met hun ouders weggehaald. En niet veel later stopte er op een avond een overvalwagen in de straat om Esther, Ies en hun ouders op te halen. Zij kwamen nooit meer terug.

Decennia later realiseert hun oude buurjongen René zich dat hij eigenlijk niet weet wat er met zijn joodse vriendjes en vriendinnetjes uit de straat is gebeurd. Hij moet opeens weer denken aan de mooie step van ies die hij zomaar kreeg ‘omdat hij hem toch niet meer nodig heeft, en zo heb jij er ook nog wat aan’.  Hij besluit er onderzoek naar  te doen, duikt in de archieven, en zoekt zoveel mogelijk oude vriendjes en vriendinnetjes uit de straat op om hen om hun herinneringen te vragen. Het verhaal van de joodse kinderen uit de Tiboel Siegenbeekstraat wordt zo ook het verhaal van René. Hij schrijft het op en publiceert het in 2005 een tijdschrift over de Leidse sociale geschiedenis. Ik lees in 2014 zijn artikel, en zie meteen dat het precies is wat ik zoek. Alle beeldende details, de zorgvuldigheid waarmee het is uitgezocht, en de compleetheid ervan, geeft een beeld van een gewone straat in de Tweede Wereldoorlog, waarin alle perspectieven en standpunten die mensen tijdens de Holocaust hadden naar voren komen. Het maakt het heel geschikt om te vertalen in educatiemateriaal voor kinderen; een verhaal waarin zij zich kunnen herkennen en waarmee zij zich kunnen verbinden. Ik ga ermee aan de slag, en zo wordt het verhaal van de joodse kinderen uit de straat, en van René ook mijn verhaal.

Ik ben nog bezig met het schrijven van het materiaal, als wij in 2018 met Rene, Lyda, andere bekenden uit de straat samen komen in het oude huis van Jacob, Elie, Roosje en Abraham, in het kader van ‘Open Joodse Huizen’. René en Lyda zijn inmiddels oude mensen geworden. Samen met iedereen die het verhaal wil horen, halen ze herinneringen op. Lyda geeft mij een foto van haar verjaardagsfeestje in 1941, waar bijna alle kinderen uit de straat bij aanwezig waren. Ze vertelt dat ze heel verontwaardigd was dat haar overbuurkinderen op een dag zomaar weg waren, zonder ook maar iets te zeggen. Haar ouders vertelden haar helemaal niets over wat er gaande was. Ik ben haar heel dankbaar voor haar eerlijkheid en verwerk het in mijn educatiemateriaal, en zo wordt het verhaal van de kinderen, van René en mij ook haar verhaal.

Het wordt ook het verhaal van alle kinderen in de gastlessen die ik mag geven. Ik laat dan de tekening van Eli zien van kinderen op een schommel en een bordje ‘voor jooden verbooden’, waarna de leerlingen mogen raden hoe oud de jongen was die dit tekende. Ze hebben het altijd goed: vijf jaar. De tekening van Eli vind ik een van de meest bijzondere en veelzeggende voorwerpen uit de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Hij was te zien in het voorlopige Holocaust-museum in Amsterdam, en is nu wellicht weer te zien in het nieuwe museum. Na de tekening vertel ik de leerlingen het verhaal van hun leeftijdsgenootjes tijdens de Holocaust en praten we over het proces van uitsluiten van anderen, tot ze er helemaal niet meer mogen zijn. Dat is altijd een heel bijzondere en intense ervaring voor iedereen.  Het zijn lessen waarin je een speld kunt horen vallen. Eén les die ik vorig jaar ongeveer om deze tijd gaf, wil ik graag met u delen. Tijdens mijn verhaal in groep 6 zijn alle ogen op mij gericht en luistert iedereen geboeid. Ook het meisje achterin, al is ze telkens aan het draaien op haar stoel en beweegt ze onrustig met haar handen. Zodra mijn verhaal uit is, steekt ze haar vinger op. ‘Juf, dit is het verhaal van de oorlog vroeger, maar er is nu toch ook oorlog, dat is toch ook erg?’ …Haar vraag snijdt mij door de ziel. Aan alles: haar houding, hoe ze eruit ziet, en hoe ze praat, kan ik merken dat ze het heeft over háár oorlog. Haar eigen oorlog, waarin ze misschien dierbaren heeft verloren. Haar oorlog, die waarschijnlijk de reden is dat ze nu, in 2023 in deze klas in Nederland zit en niet in een klas in het land dat ze is ontvlucht.

Ik schaam mij. Gebeurt het mij nou, dat ik tijdens mijn les die gaat over uitsluiting, zelf een leerling buiten sluit? En ik, zonder dat ik van tevoren had bedacht hoe ik zou moeten reageren op zoiets, ik hoor mijzelf zeggen: ‘Ja, je hebt gelijk. Dit is ook jouw verhaal. Het is het verhaal van alle kinderen die in een oorlog verdrukt, buiten gesloten en vermoord worden. Ook nu.’ De glimlach en de opluchting die op het gezicht van het meisje verschenen, zal ik nooit vergeten. Ik voelde een zucht van opluchting door de klas gaan. In de sfeer van verbinding die we toen voelden met elkaar, stak een jongen zijn vinger op. ‘Juf’,  zei hij. ‘Ik begrijp er helemaal niks van. Waarom gebeurt dit? Echt, ik begrijp het niet. Waarom doen mensen dit soort dingen?’ En aan alles konden we merken dat hij een jongen was die zou kiezen voor het leven. Niet alleen het leven van hemzelf, maar ook van de mensen om hem heen. En daarmee wist ik dat ik het doel van mijn les had bereikt.

 

Tenslotte hoop ik dat dit verhaal ons aller verhaal wordt, van ieder hier bijeen, als wij straks de namen noemen van de joodse kinderen uit de T. Siegenbeekstraat. Dat alle namen van kinderen die onderdrukt, buiten gesloten en vermoord worden genoemd mogen worden, en dat zij mogen voortleven in ons hart en onze gedachten.

 

Gesineke Veerman