Terug naar het overzicht
1. Pieter en Fanny
‘Zo, nu is ze weer even mooi als toen’. Frans Hoek leunt tevreden achterover, nadat hij drie dagen met de digitale bewerking van het verkreukelde de fotootje bezig is geweest. De oude heer heeft het zestig jaar in zijn portefeuille bewaard. Nadat hij haar voor haar vertrek uit kamp Westerbork had omhelsd, heeft de heer de Vries het meisje nooit meer terug gezien.
Het fotootje uit Pieters portemonnaie met kreukjes en scheurtjes, bewerking Frans Hoek
Pieter de Vries kende Fanny van het Joodse Weeshuis in Leiden. Toen hij er in 1935 arriveerde, was het gebouw pas zes jaar oud. De architect, dhr Buurman, die vanuit zijn zelf ontworpen woning en kantoor (1924, Cronesteinkade 18) op het nieuwe gebouw aan de overkant uitkeek, had er samen met zijn joodse collega Oesterman voor gezorgd dat, geheel in de nieuwe stijl van die tijd, het interieur en het exterieur volledig afgestemd waren op de functie van ‘Centraal Israelitisch Wees- en Doorgangshuis’. Het hoogtepunt van deze samenwerking vormde het dak van de erker, dat met Soekot (Loofhuttenfeest) op gehesen kon worden, zodat het feest naar behoren in een ‘onder de blote hemel’ kon worden gevierdii. Op de gevel prijkte in gigantische letters ‘Machseh Lajesoumin’. Dankzij een gulle gift was er in de toegangsdeur, een Davidster verwerkt. Ook nu de kinderstemmen al decennia zijn verstomd, vormt deze deur nog steeds een onmiskenbaar teken van joodse identiteit.
Als Pieter uit school kwam en de glazen deuren met de metalen Davidster was gepasseerd, liep hij via de grote hal meteen naar de speelzaal, met vrolijk gekleurde kastjes van de schoolkinderen, en banken waarin het speelgoed voor de kleuters werd bewaard. Natuurlijk waren Fanny en de andere meiden ook vaak in de speelzaal te vinden, want de meeste waren dol op de kleintjes, die ze graag optilden en even knuffelden. Aan weerszijden van de ingang waren twee leskamers, waarin ze in kleine groepjes direct uit school een uurtje joodse les kregen. Middelbare schoolleerlingen zoals Pieter en Fanny kregen les van de ‘Vader’ van het weeshuis, directeur Italie. Die hoefde daarvoor alleen maar even de gang over te steken, want de leskamer lag tegenover zijn huiskamer. Ook zijn vrouw en ‘echte’ kinderen woonden in het huis. Ging je door de lange gang met gele muren naar links, dan kwam je bij de eetzaal en de drie gescheiden keukens, zodat het voedsel op een koosjere manier bereid kon worden: de spoelkeuken, de grote keuken en de brood- en melkkeuken. Op de dagen dat ze geen joodse les hadden gingen Pieter en de andere grote jongens de aardappelen schillen en groente wassen en snijden. Ze deden wedstrijdjes wie het eerste klaar was. Als je klaar was moest je de schillen laten zien aan de huishoudster, juffrouw de Leeuw. Te dikke schillen betekende nog een keer schillen als je niet aan de beurt was, of een vermindering van je zakgeld met 2 cent. Na het eten maakte Pieter hier, net als de andere grote jongens in de speelzaal zijn huiswerk. Als het werk af was kwam iedereen naar de huiskamer om naar de radio of de pick-up te luisteren of een spelletje te doen, tot de kinderjuffrouw zei dat het tijd was om naar bed te gaan. Sommige oudere kinderen gingen ’s avonds naar hun vriendjes en vriendinnetjes van school.
Pieter en Fanny sliepen boven, in een slaapzaal. Er waren twee slaapzalen voor twaalf meisjes, en twee slaapzalen voor twaalf jongens. De directeur sliep met zijn vrouw in een kamer in het midden van de verdieping. Toen Pieter in het weeshuis kwam hadden zij een baby van vijf maanden, Hanna. Toen het meisje wat groter werd kreeg ze, samen met haar jongere broertje Elchanan de kamer tegenover die van haar ouders. Daarvoor werd een ruimte in gebruik genomen, die eigenlijk bestemd was om kinderen te isoleren. Op de tweede verdieping waren de kamers van de kinderjuffrouwen en de linnen- en verstelkamer. Ook waren er twee kamers voor kinderen die ziek waren. Pieter en de andere jongens gingen vaak naar boven om te boksen, want dat mocht daar.
Zomers gingen ze vaak uit met de jeugdvereniging. Waarschijnlijk is het tijdens zo’n uitje wat geworden. Pieter kocht van zijn zakgeld chocola voor haar en vocht om haar met zijn huisgenoot Bram (Degen). Fanny was zijn meisje en zou dat altijd blijven.
lees verder:
2. Veilig en geborgen
3. Hans zijn thuis
4. Oorlogsdreiging, 1938 – 1940
5. 1941: Voor Joden verboden
6. 1942 Geïsoleerd en vernederd
7. 1943 Ontruiming
8. Westerbork
9. Leiden
10. Als laatste over
11. 1945 en verder
Ga terug naar het overzicht van Machseh Lajesoumim: het verhaal