vorige naam / volgende naam / namenlijst
Let op: de tekst op deze pagina moet nog geredigeerd worden en kan daarom onjuistheden bevatten. Correcties en aanvullingen kunt u melden aan de redactie, via webmaster@herdenkingleiden.nl
Jetty Bobbe
25-04-1924 Den Haag
26-03-1943 Sobibor
Weeshuisperiode:
24-05-1928 – 17-03-1943
Ouders:
Samuel Bobbe Den Haag 18.8.1882 – 17.2.1927 Rijswijk
Marianne Lens
Den Haag 24.10.1890 –
Stiefvader:
Hendricus Christiaan van Eijk
Den Haag 11.9.1894
Broers en zusters:
Elkan Bobbe
Den Haag 10.3.1916 – 9.7.1943 Sobibor
Gehuwd met Lea Frank (Nijmegen 22.3.1923 – 9.7.1943 Sobibor)
Mozes Bobbe
Den Haag 6.6.1917 – ‘30.6.1944 Midden-Europa’
Gehuwd met Margit Schlesinger (Beretty Ujfalü 10.6.1911 – 28.2.1945 Ravensbrück)
Betje Bobbe
Den Haag 6.2.1919 – ‘30.9.1942’ Auschwitz (21.8.1942 gedeporteerd)
Klaartje Bobbe
Den Haag 22.3.1921 – 7.5.1943 Sobibor
Anna Bobbe
Den Haag 31.10.1926 – 26.3.1943 Sobibor
Stiefbroers en -zuster:
Hendricus Christiaan van Eijk
Den Haag 16.10.1930 –
Agatha van Eijk
Den Haag 11.10.1932
Barend van Eijk
Den Haag 31.12.1933
Jettie’s vader was eerder getrouwd geweest; zijn eerste vrouw was in 1910 overleden zonder hem kinderen na te laten. Zijn tweede vrouw schonk hem zes kinderen, van wie Jettie de een-na-jongste was. Hij overleed in februari 1927. I.B. van Creveld schreef in Het wezen van wezen. Joodse wezen in Den Haag 1850-1943; een monument, Den Haag z.j. [2002], over de vier kinderen Bobbe in het Haagse weeshuis: ‘Mozes en Betje Bobbe werden op 15 juni 1927 in het weeshuis opgenomen, dat toen nog in de Raamstraat huisde. Zusje Klaartje voegde zich bij hen op 8 februari 1929. Mozes verhuisde op 2 december 1930 [dertien jaar oud] naar het weeshuis aan de Middenlaan in Amsterdam [het Portugees-Israëlitische Jongensweeshuis aan de Plantage Middenlaan 80], omdat hij op het Amsterdamse seminarium ging studeren, waar hij de middelste rang behaalde. [Hij bleef echter wel ingeschreven in het Haagse weeshuis, aangezien hij voorkomt op een lijst van kinderen die de verhuizing – zie hierna – meemaakten: p. 107-108 van het aangehaalde werk.] De andere kinderen gingen mee naar het nieuwe huis, Pletterijstraat nr. 66 [begin 1932 verhuisden de 28 kinderen uit de Raamstraat; zie p. 106 van het aangehaalde werk]. Daarheen kwam ook Anna. In 1941 kreeg zij een dienstje in de Acaciastraat nr.126, vanwaar ze werd opgehaald en naar Westerbork gestuurd. Op 16 februari 1943 werd ze doorgestuurd naar Auschwitz, waar ze drie dagen later werd vermoord.’ Dit laatste echter betreft een 12 jaar jonger, gelijknamig meisje uit Den Haag; Jettie’s zusje ging in hetzelfde transport als Jettie en 25 andere kinderen van het Leidse weeshuis op 23 maart 1943 naar Sobibor. Zij staat in de transportlijst boven haar zus, met tussen hen in Hanna [Sophia] Bobbe-Alter (Den Haag 4.5.1879), waarschijnlijk [nazoeken!] een tante van de meisjes.
Merkwaardigerwijs komt ook Jettie’s oudste broer, Elkan, voor op genoemde lijst van in 1932 ‘verhuisde’ kinderen – evenals Mozes als studerend aan het seminarium in Amsterdam. Heeft hij in het Haagse huis gewoond?
Enkele maanden na de dood van Jettie’s vader gaan dus de jongste van de twee jongens (10 jaar oud) en het oudste meisje (8 jaar) naar het Haagse weeshuis, terwijl de oudste jongen, van 11, (misschien) thuis blijft. Jettie is de derde die het gezin verlaat, in mei 1928. Ze is dan vier en kan dus vanwege haar leeftijd niet in Den Haag terecht; ze is welkom in het Leidse weeshuis, dat juist bedoeld is om zulke jonge kinderen op te nemen. Het huis in Den Haag heeft dan waarschijnlijk nog geen plaats voor haar oudere zusje Klaartje, die daar pas in februari 1929 (8 jaar oud) heen gaat. Als Jettie’s jongste zusje Anna vijf wordt, kan ze terecht in het splinternieuwe gebouw aan de Pletterijstraat. In 1932 wonen daar (afgezien van de twee in Amsterdam studerende broers) Betje, modiste aan de meisjesvakschool, Klaartje, die de vierde klas van de Haagse Stelselschool bezoekt [wat is dat?] en Anna, die in de eerste klas van die school zit. In het joodse weeshuis van Leiden woont hun dan achtjarige zusje Jettie, die zoals alle weeshuiskinderen naar de Langebrugschool gaat. Ook zij heeft dan een verhuizing meegemaakt: van de Stille Rijn naar de Roodenburgerstraat, in juni 1929, toen ze vijf was. Zo zien we haar op de foto van de eetzaal, waarschijnlijk gemaakt begin 1930: ze komt met haar kleine hoofdje net boven de tafel uit.
Op de klassenfoto van Jan Voogt uit het voorjaar van 1935 – het is de vierde klas van juffrouw Grönloh – zit Jettie helemaal links vooraan, breed lachend. De heer Voogt herinnert zich haar dan ook als een bijzonder vriendelijk, lief en vrolijk meisje. Ze is dan één keer blijven zitten; klasgenoot Louis Limburg al twee keer. Het derde kind uit het weeshuis, Henriëtte van den Berg (die maar anderhalf jaar bleef), heeft nog nooit gedoubleerd.
Na het vertrek van Mirjam Frenkel in maart 1941 en van Louis Limburg een maand later, was Jettie het oudste kind in het weeshuis – samen met Mirjams zus Corrie, die op dezelfde dag geboren was. Met de oudste jongen van het huis in die tijd, Sally Montezinos, anderhalve week jonger dan de twee meisjes, had Jettie iets bijzonders gemeen: beiden hadden namelijk jarenlang een broer en drie zusters in het Haagse weeshuis! De laatste Montezinos vertrok daar echter begin 1938.
Jettie is als velen uit het huis lid van de joodse jeugdvereniging Mismar Hajardeen; als een deftig dametje, met handtas, poseert ze op de groepsfoto uit de zomer van 1939 – 15 jaar oud pas! In april 1942 is Jettie één van de zes kinderen uit het weeshuis bij wie een beroep wordt vermeld in de lijst die het gemeentebestuur opstelde voor de Zentralstelle: ze is dan dienstbode (‘Hausangest.’). Op de laatste portretfoto die van haar gemaakt zal zijn, rond november 1942, is behalve een puntje van de jodenster ook haar kettinkje met Davidsster te zien. Na het transport naar Westerbork behoort Jettie tot de groep van 26 kinderen en (alle) 9 personeelsleden die direct met de eerstvolgende trein, op 23 maart 1943, naar Sobibor worden gedeporteerd. Drie dagen later wordt Jettie vermoord in de gaskamer.
Foto’s en documenten van/over Jetty Bobbe:
- Groepsfoto voorjaar 1933 Op de achterste rij v.l.n.r.: Onbekend, Henny Jansen, Hetty de Jong, Sientje Spiro, Hermen Stofkoper, Esther van Santen, Juultje Beem, Esther Appel, Jupie Pront en Sal Porcelijn Op de tweede rij van achter: Pies Cohen, Leo Auerhaan, Mirjam Frenkel, Didia Klein, Bedtsy Wolff, David Beem?? Op de derde rij van achter: Sally Montezinos, Harry Spier, Hans Porcelijn, Corry Frenkel, Louis Limburg Helemaal vooraan: Jetty Bobbe en Reina Segal
- Uitje met de Joodse jeugdvereniging ‘Mishnan Hajaddeen’ (aug. 1939) . Vooraan: Jetty Bobbe, Reina Segal en Lotte Adler. Op de brugleuning zit links Karel Bierschenk (niet uit het weeshuis), en rechts David Beem. Tussen hen in v.l.n.r. Elly Boasson uit de De Laat de Kanterstraat en de weeshuismeisjes Corry Frenkel, Didia Klein en Betsy Wolf.
- Groepsfoto vrienden. Op de voorste rij van links naar rechts: Fanny Günsberg, Jetty Bobbe en Didia Klein Tussenin: Frieda Lichtenbaum Op de achterste rij: Hans Kloosterman, Bram Degen en Hans Porcelijn
- Jettie Bobbe, 1938 Met Corrie Frenkel, die op precies dezelfde dag geboren was (25 april 1924), was Jettie het oudste weeshuismeisje ten tijde van de ontruiming. Ook zijn er maar weinig kinderen die zo lang in het weeshuis hebben gewoond als Jettie; bijna 15 jaar. Ze was in april 1942 al 18 geworden, maar had door de dreigende situatie het huis even niet – zoals gebruikelijk bij het bereiken van die leeftijd – verlaten. Ze was toen dienstbode. (LK)
- Brief Jettie Bobbe aan Levisson, 1938
- Bron Leonard Kasteleyn: Een Joods vluchtelingenkindje van drie jaar, voorjaar 1933 Een Naam en een Gezicht – zo heet het haast ontzagwekkend te noemen project van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork om alle uit Nederland weggevoerde slachtoffers van de Sjoa, de Holocaust, ‘digitaal’ de identiteit terug te geven die Hitler hen had proberen te ontnemen. Een gezicht bij die namen in In memoriam, een foto, een verhaal. Rudi Gurfinkel, Make Gurfinkel, Benjamin, Esther, Ida, Marga Gurfinkel- het waren slechts namen voor me, deze uit Keulen afkomstige kinderen uit één gezin, drie tot veertien jaar oud, die ruim twee maanden in het Joodse weeshuis gewoond hebben. Wie zou zich hen hebben moeten herinneren? Wat er met hen gebeurd is, weet ik niet. Hebben ze de oorlog overleefd? Ze waren op 6 april 1933 naar Leiden gekomen – keurig gadministreerd door de volijverige Leidse vreemdelingenpolitie, daarna opgenomen in het gastvrije Joodse weeshuis. Wacht even: 6 april 1933 – dat is drie dagen na de grote boycot van Joodse zaken in Duitsland, Hitlers eerste anti-Joodse maatregel nadat hij (kort te voren, op 30 januari) aan de macht was gekomen! Een dag na hun komst, dus op 7 april, werd daar de eerste anti-Joodse wet afgekondigd. Dan zitten er al zes Joodse kinderen uit Duitsland in de Roodenburgerstraat. En dan zie ik op een foto van Mimi (ze staat er zelf weer op, het hoofd een beetje afgewend, links achteraan) – een heel klein en niet erg best fotootje – een klein meisje op schoot zitten bij Esther Appel, links vooraan. Rechts van haar op de foto heeft Sientje Spiro een welgedaan mannetje op haar schoot – Herman Rozeveld, één van de zeer weinige Leidenaars in het huis, drie maanden tevoren gekomen, net twee jaar oud. En over Barend Ritmeester, links van dat meisje dat Esther vasthoudt, heeft zich ook een moedertje ontfermd, Juultje Beem; ‘haar’ Barend was misschien net drie geworden, en al ruim een half jaar in Leiden. Maar wie is dat kleine meisje dat strak, een beetje angstig misschien, de lens inkijkt? Na Mieke, die zoals we zagen eind 1929 gekomen was, had het weeshuis jaren achtereen geen kleine meisjes meer opgenomen. Ja, toch eentje, voor twee maanden. Een Duits vluchtelingenkindje, opgejaagd door Hitler: Marga Gurfinkel, op 28 januari 1930 in Keulen geboren. Wat bijzonder dat Mimi net in die twee maanden een foto van het ‘huisgezin’ laat maken. De rest lijkt opeens zo alledaags: de schorten van de jongere kinderen, die ook op de vorige foto zo goed te zien waren; de stofjas die in huis vaak door de oudere jongens gedragen werd, hier door Lodi Cohen, toevallig ook een Leidenaar, de oudere broer van Ies (die op de vorige foto stond), de grote leegte rechts op de achtergrond met uitzicht op de bomen langs de Kanaalweg – al staat er al wel een lantarenpaal wat binnenkort de Thorbeckestraat zal worden; die christelijke kinderjuffrouw weer, bovenaan de kinderpyramide, met rechts van haar – ja, is dat de andere Duitse dienstbode? Wonderlijk. Nog meer namen, tot slot? In het midden, keurig met das, Henny Jansen (die zich later, als haar moeder met een Joodse man hertrouwd is, Henny Behr zal noemen), rechts van haar, met een warrige krullenbol, Jettie Bobbe, vastgehouden door Sally Montezinos achter haar (die twee scheelden nog geen twee weken in leeftijd); de hand op Sally’s schouder is van Hetty de Jong, die naast Mimi staat. Helemaal vooraan zit Didia; rechts achter dikke Herman Esje van Santen. De drie anderen zijn te slecht zichtbaar.
- De eetzaal, 1930 Net als op dat beroemde plaatje van de kinderen voor de deur met de Davidsster is het de eerste winter in het nieuwe gebouw: gezien de lichtplekken op de muur staat de zon in het zuiden heel laag, en uit de leeftijd van de kinderen die we kunnen herkennen maken we op dat het niet later dan 1930 kan zijn. Hoe klein is Jettie Bobbe, in mei 1928 als vierjarige gekomen, hier nog: haar blonde kopje links aan de eerste tafel komt nauwelijks boven de tafel uit. Dertien jaar later zou ze, met Corrie Frenkel, op dezelfde dag geboren als zij, de oudste van de weeshuiskinderen zijn. Naast haar staart de vier jaar oudere Esje van Santen, Karels zus (zie foto 2), in de lens, haar mooie zwarte haar leuk geknipt. Op de hoek van de tafel, aan dezelfde kant, Chella of Chellie Leeda – het enige meisje van het huis aan de Roodenburgerstraat dat ik ooit ben tegengekomen in een jaarverslag (niet van het weeshuis): haar verhaal was uitermate triest. Aan ‘onze’ kant van de meisjestafel draaien twee kinderen zich naar ons toe: links Esther Appel, rechts Juultje Beem (die op het groepsportret van 1934 ontbrak) – Esther elf jaar, Juultje net of nog net niet tien. En weer zien we hoe het Leidse weeshuis de eigenheid van de aan haar toevertrouwde kinderen geen geweld aandeed: alle kapsels van de meisjes verschillen van elkaar. In de eetzaal stonden vier tafels, onder elk raam één – met volgens het ontwerp van architect Buurman (we komen daar nog uitvoerig over te spreken) aan iedere tafel veertien stoelen, zeven aan elke kant: genoeg weer voor de 56 kinderen met wie het ontwerp rekening hield. Hier blijken er maar tien per tafel te staan, veertig in totaal dus: meer dan genoeg voor het weeshuis, want de kleintjes aten ‘s morgens pas als de groten naar school waren gegaan – en ‘s avonds deden ze dat om vijf uur, ditmaal vóór de anderen. In de tijd van Pieter de Vries, die in het weeshuis Daniël genoemd werd (vanaf de eerste dag, want Piet was natuurlijk geen beste naam in een Joods weeshuis), de jaren 1935 tot 1943, werd de voorste tafel (waar we nog net een bord op zien staan) meestal niet gebruikt; aan de tweede tafel zaten meisjes en jongens door elkaar – het feest van de Joodse weeshuizen buiten Amsterdam: meisjes en jongens bij elkaar in één huis! -; de derde was de ‘grote-jongenstafel’ en de laatste (op onze foto nauwelijks te ontwaren) de ‘meisjestafel’. In de uitbouw tegenover de raamkant (zie op de bouwtekening, blad 1 ) stond de tafel voor het personeel; zij aten altijd na de kinderen. Meneer en mevrouw Italie gebruikten de maaltijd in hun eigen woning; alleen op sjabbat en de feestdagen kwamen ze naar de eetzaal, waar dan met witte damasten tafellakens gedekt was; het personeel zat bij die gelegenheden op de hoek van de tafels van de kinderen. Zie hoe keurig het tafelzeil ligt: dat deden de kinderen zelf; het stond op stokken in de hoek van de zaal. Pieter – pardon, Daniël – was er heel bedreven in het zeil in één keer over de tafel uit te rollen. Leonard Kasteleyn
- Groepsfoto april/mei 1933 Onbekend, Onbekend, Jettie Bobbe,Betsy Wolff, Esther Gusfinkel, Estehr van Santen, Onbekend, Annie Simons, Corrie Frenkel, David Beem, Onbekend, Esther Appel, Chelle Leeda. Voor de groep op haat fietsja Marge Gurfunkel.
- Jetje (Jetty) Bobbe, 1942
- Lotte maakte dit groepsportret zelf. Op de achterste rij staan v.l.n.r. Reina Segal, Betsy Wolff, stagaire Anna Hijmans, Didia Klein, kinderjuffrouw Mien Gobes, Corrie Frenkel en Jettie Bobbe. Op de voorgrond zitten gehurkt v.l.n.r. Henny Adler, Edit Strauss, Henny Feniger en Ruth Familier. Achter hen staat links Frieda Lichtenbaum met de handen in de zij en rechts Mieke Dagloonder. Aug/sep 1939